82
mij te onderrichten, aan een officier bracht, chef van den stat van
een generaal, die een groot commando had en wiens naam ik hier
niet behoef te vermelden, overigens in geheel Europa bekend als die
van een beroemd veteraan. De kolonel, van wieu ik meer in het
bijzonder spreek, was een man met eene sehoone krijgshaftige hou
ding, zeer bekwaam theoreticus in zijn vak en niet minder beslagen
schijnende voor al de kleiuigheden van elk wapen, waarmede hij zich
had bezig te houden. Hij was aan zijnen chef verantwoordelijk voor
de geheele dagelijksche beweging vau dat werktuig, hetwelk een vol
tallig leger genoemd wordt, en van een leger, let welgevestigd
op een gebied, in staatkundigen zin vijandig, maar toch niet onder
worpen aan de krijgswet; wellicht de moeilijkste toestand waarin een
officier, die zijn vak verstaat, kan geplaatst worden. Zijne plichten
dwongen hem officieel in aanraking te zijn niet alleen met de ver
schillende chefs van het korps zelf, maar ook met de vele burgerlijke
ambtenaren, eenigen Eranschen van geboorte, de anderen ingevoerd
uit üuitschland. Dat alles evenwel belette hem niet den tijd te
vinden om -op zijn gemak te praten met een vreemdeling, die be-
geerig was allerlei inlichtingen in te winnen; om duidelijk, in bij
zonderheden tredende, op zijne vragen te antwoorden, en om den schijn te
vermijden, alsof hij gaarne verlost wilde zijn van een bezoeker, die alleen
werd tegengehouden door de vrees, de per! en der bescheidenheid te
overschrijden.
Het geheim dezer gemakkelijkheid van manieren en welwillende
gastvrijheid verried zich voor den bezoeker in de matige som dage
lijksche bezigheden van den gastheer.
Drie brieven te beantwoorden, die geopend op tafel lagen, en slechts
twee registers in te vullen, dat was, met het inzien van eeu in de
zijkamer gelaten album van introductie, het geheele ochtendwerk
van een ambtenaar, wiens eerste plicht was aan vijf en twintigduizend
man te denken; ja, dat was alles, wat hij te doen had, in plaats
van zich te moeten bemoeien met den arbeid van andere individuen,
op wie men zich verlaten kon voor hunne eigene taak; in plaats
van het werk uit de handen zijner ondergeschikten te moeten nemen
om het haastig over te doen, zoo als onvermijdelijk overal elders zou
gebeuren met een ieder, die overladen is met de vele kleinigheden,
die hij zich-zelven heeft opgelegd. Laat allendie mij aanhooren,
denken aan hetgene zij weten van onze voornaamste militaire admi-