Gelijk wij evenwel gezien hebben, bestaat er (doordien Van den Bosch aan zijn denkbeeld echter met vrijwillige werving reeds begin van uitvoering gegeven heeft) buiten het leger een pradjoerits- korps van ruim 2000 man, hetwelk echter in vredestijd slechts als politie dienst doet, doch waarop wij bij de formatie in oorlogstijd gerekend hebben, evenwel alleen met het doel om het ook dan voor politiedienst te bezigen. Wij komen 'ïiu weder terug, op het cijfer, waaruit, volgens onze berekening, bet leger op Java in oorlogstijd izou kunnen bestaan, namelijk 9996 Europeanen en 17792 Inlanders, en beginnen met aan tè teekenen, dat, zelfs wanneer de sterkte en de formatie zoo weinio- verschillen als zulks op het einde van 1871 het geval was, dat cijfer als een maximum zal moeten worden beschouwd, hetwelk in werke lijkheid nimmer bereikt zal worden. Bij onze becijfering toch, welke wij voorzeker zoo hoog mogelijk heb ben opgevoerd, hebben wij de zieken en recruteu buiten beschou wing gelaten. In Europa brengt men die bij het begin van den oorlog niet in rekening, omdat men daar de recruten bij de depots voegt en de zieken uit de depóts aanvult; maar zulke depóts bestaan in Indiii niet, en hier moeten wij daarop dus wel degelijk rekenen. Wat het aantal zieken betreft, dit is uiterst moeielijk, zoo niet onmogelijk te bepalen, daar men hierbij het jaargetijde, epidemiën als anderszins in aanmerking moet nemen. Tento (Eene wederlegging. Militair Tijdschrift le jaargang blz. •366) stelt 7 pCt. voor de Europeanen en 3 pCt. voor de Inlanders. Blijkens het koloniaal verslag van 1872 zijn echter in 1871 42.026 Europeanen en 16.456 Inlanders behandeld, terwijl daarbij voor de legersterkte van dit jaar 13.087 Eur. en 15464 Inlanders wordt op gegeven, zoodat deze verhouding voor dit jaar bezwaarlijk juist kan zijn. Aanteekenende, dat het van het hoogste belang zou zijn indien het koloniaal verslag zoodanig ingericht werd, dat men ook voor deze berekening gegevens vond, zullen wij globaal aannemen, dat het totaal cijfer door de zieken tot 26000 teruggebracht moet worden. Onder dit cijfer bevinden zich dan een groot aantal recruten en mingeoefendeu. Bij de recruten hebben wij in de eerste plaats in rekening te brengen, de aanvulling door werving bij het op voet van oorlog brengen ten getale van 1400 inlanders, en in de tweede plaats een gedeelte der jaarlijksche aanvulling door suppletie (Euro peanen) en werving (Inlanders). 120

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 127