98 door de geheele bevolking van het landschap gedeelden de nabu rige vorsten namen voortdurend tegenover den radja eeue dreigende houding aan. Ter bescherming van den vorst en van de vlag werd gedurende eenigen tijd eene militaire bezetting in Edi gelegd, eerst geleverd door de marine, daarna door het garnizoen in Deli. Ook nadat die bezetting teruggenomen was, is evenwel de rust niet verstoord. Verschillende andere staatjes hebben niet alleen aan de commissie voor de verspreiding der proclamatie, maar ook op andere wijze, den wensch te kennen gegeven om zich aan het Nederlandsch gezag aan te sluiten. Maar tegenover deze staatjes was het Gouvernement vrijer dan tegenover Edi, en de voorzichtigheid gebood om met het verleenen van de Nederlandsche vlag, met het treffen van schikkin gen en met het toezeggen van bescherming niet verder te gaan. Immers het verleenen van bescherming zou schade hebben gedaan aan de voor 's hands zoo onvermijdelijke concentratie van krachten; wanneer met de onderhoorigheden van Atjeh schikkingen werden getroöenzouden deze zich dien ten gevolge licht als zelfstandige van Atjeh voor goed onafhankelijke staten beschouwd hebben, en dit zou licht de definitive regeling van zaken in den door de Regee ring gewenschten zin namelijk op den voet van de in 1858 met Siak getroffen regeling (waarover hieronder meer) belemmerd hebbendaarenboven was het te verwachten dat elk staatje't welk de Nederlandsche souvereiniteit erkend en de Nederlandsche vlag aangenomen had, aanspraak zou maken op de geheele of gedeeltelijke opheffing der blokkade, en hiertoe kon, in de toenmalige omstandig heden en zoo lang als de onderwerping aan de Nederlandsche sou vereiniteit geacht moest worden uitzondering te zullen blijven, niet worden overgegaan zonder aan de goede werking der blokkade van het vijandig gebied een gevoeligen slag toe te brengen. Aan de autoriteiten, die met de onderhoorigheden in aanraking kwamen, werd dus opgedragen tijd te winnen, de verzoeken om aansluiting niet af te slaan, maar zich bereid te verklaren die ter kennis van de Regeeriug te brengen. Tevens werden aan de goedgezinde staat jes zoodanige faciliteiten, als zich met de regelen eener behoorlijke blokkade lieten vereenigengegeven om zich van handelsartikelen die zij niet ontberen konden, te voorzien. De radja van Troemon toonde zich even bereidvaardig als in vroegere jaren, om de Nederlandsche belangen te dienen. Voor zooverre hij in de Atjehsche staatjes op de westkust invloed meende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 105