3 frontaanval op den buiten de kampong staanden drom vijanden zoude uitvoerenal spoedig door een werpspies in den rechter voorarm ter hoogte van de pols zwaar gekwetst. Niettemin bleef hij het kom- mando voeren en zette hij den aanval voorttotdat de rechts en links omtrekkende pelotons den vijand in de flanken attakeerden, waarna deze terugtrok naar het plateau, waarop de kampong-zelve gelegen was. Dadelijk door de onzen gevolgd, werd de vijand ook uit die kampong spoedig verjaagd. Bijzonder roemde de overste Nan der Hart den moed en het beleid van Kroesen, die, //onaangezien het bloedverlies en de pijnen, door zijne wond veroorzaakt, het ge vecht tot het laatste toe met bedaardheid en moed had doorgezet", en, met den 2e luitenant A. J. E. Diemont, het eerst in de kam pong was doorgedrongen. Hij werd dan ook voor zijn gedrag op Nias, bij koninklijk besluit van 1 November 1850, benoemd tot Ridder der Mil. Willemsorde 4e klasse. Yan 185-3'57 neemt Kroesen, als majoor en luitenant-kolonel, deel aan de krijgsverrichtingen ter Wester-afdeeling van Borneo, over welke hij in 1856 en 1857 het bevel voerde, terwijl hij tevens met het civiel bestuur belast was. Bij koninklijk besluit van 21 October 1854 werd hij wegens zijne daden bij die expeditie bevor derd tot Ridder der-Mil. Willemsorde 3e kl.terwijl de Koning hem bij besluit van 14 Oct. 1858, het Ridderkruis van den Nederland- schen Leeuw schonk. Die daden zijn ons niet volledig genoeg be kend geworden om ze hier breedvoerig te vermeldendoch voorzeker zijn de geschonken decoratiën voldoend bewijs, hoezeer Kroesen zich verdienstelijk had weten te maken. In het begin van 1858 zag hij zich verplicht, wegens ziekte zijn kommando nederteleggen en te trachten, door een tweejarig verblijf in het Yaderland, zijne krachten te herstellen. Na terugkomst uit Nederland viel al spoedig de keuze op den overste Kroesen als Militaire Kommandant, tevens Resident van Palembang (Sept. 1860) en, ongeveer een jaar daarna (Aug. 1861) als Gouverneur en Militaire kommandant van Celebes en Onder- hoorigheden, in welke betrekking hij ook als kolonel verbleef, tot dat onze geëerbiedigde Koning hem, in October 1864, een plaats aanwees in den Raad van Nederlandsch-Indië, met den titulairen rang van generaal-majoor (April 1865). Gedurende zijn bestuur over Celebes hadden geene belangrijke expeditiën plaats; de rust werd krachtig gehandhaafd en het minste

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 10