103 zelfsna goed gevoed en van geld voorzien te zijnweer losgelaten, opdat zij aan hunne landslieden getuigenis konden afleggen van de ondervonden welwillendheid. Onophoudelijk werden pogingen aange wend om de Atjehers, die bleken aan de ongerijmdste verzinsels omtrent de plannen van het Nederlandsche bestuur ten aanzien van hun godsdienst en volksgebruiken geloof te slaan, beter in te lichten. Evenwel, de troepen ondervonden, van het oogenblik dat zij bij Pedropunt debarkeerdentot dat zij, na alle versterkingen aan het strand tot aan de monding der Atjehrivier genomen te hebben zich oostelijk van die rivier een weg hadden gebaand naar kampong Pc- najoeng, een algemeen en hardnekkig verzet. De kampongs waren door vrouwen en kinderen verlaten, en uit alles bleekdat de geheele bevolking, tegen de Nederlanders opgezet, van geen toenadering wilde weten. Aanrakingen met het bestuur van Atjeh konden eerst worden ge zocht toen de overmacht onzer wapenen gebleken was en bij Pena- joeng voor goed ons legerkamp werd opgeslagen. De luitenant-ge neraal Van Swieten had een brief voor den Sultan in gereedheid gebracht, waarin nog eens werd uiteen gezet wat de aanleiding was van den oorlog; waarin voorts getracht werd den Sultan de over tuiging te geven, dat hij, zich verzettende tegen onze wapenen, slechts zijn verderf en dat van zijn land kon bevorderenwaarin hem verder werd medegedeeld, dat het Gouvernement niet zijn val beoogde, maar slechts verlangde met hem een tractaat te sluiten, gelijk aan dat, waarbij Siak zoo wel gevaren was; een tractaat, dat hem rechtstreeksch bestuur over ziju laud, een ongestoord bezit van geheel zijn rijk en een grooter gezag over zijne onderdanendan hij nu bezat, zou waarborgen, terwijl de Mohammedaandsche gods dienst en de volksgebruiken geëerbiedigd zouden worden. De vraag was slechtshoe de brief aan den Sultan zou worden ter hand gesteld. Nadat te vergeefs was getracht de tusschenkomst te verkrijgen van Toekoe Nek van Maraksa, verklaarde de van Java medegebrachte inlandsche zendeling Mas Soemo Widikdjo zich bereid den brief over te brengenhoezeer de gevarenwaaraan hij zich blootstelde hem onder het oog waren gebracht. Hij vertrok den 23sten Decem ber, gevolgd door een Maleier van Serdang en drie Javanen, waar onder de kleinzoon van Widikdjo, Radhen Tegoeh. Behalve den genoemden brief, werd hem nog een tweede brief van den opper-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 110