108
daarop niet gewacht om te doen wat de omstandigheden vorderden.
Er was reden om te verwachten dat de Atjehers zich als overwonnen
zouden beschouwen en den strijd zouden opgeven, nu zij, na uit al
hunne overige positiën met groote verliezen teruggedreven te zijnten
slotte ook hunne voornaamste en inderdaad indrukwekkende sterkte,
het steunpunt van de macht hunner vorsten, de Kotta Radja, van
waar ten allen tijde het gezag over hen was uitgegaan, door onze
troepen veroverd en bezet zagen Den 283teQ Januari vaardigde
dus de luitenant-generaal Van Swieten eene proclamatie uit, waarbij
aan de bevolking van Atjeh werd voorgehouden dat de strijd nu ten
onzen voordeele beslist was, en dat ieder wel zou deon de wapens
neder te leggen, met vrouw en kinderen naar zijne woonplaats weder
te keeren en de bedrijven des vredes te hervatten. Tevens werd
getracht in de nabijheid van het kampement te Penajoeng eene markt
te vestigen, en werden de bevriende hoofden uitgenoodigd het volk
aan te moedigen om daar zijne waren te komen verkoopen. Bevriende
hoofden waren er nu eindelijk. Toekoe Nek van Maraksa, met wien eerst
alleen door tusschenkomst van een zijner onderhoorigen aanrakingen wa
ren onderhouden, die later ontmoetingen tnet den adsistent-resident
Kroesen had gehad en herhaaldelijk, door het geven van juiste be
richten en van goeden raad, aan de Nederlandsche zaak niet onbe
langrijke diensten had bewezen, was, uit vrees voor de ons vijandige hoof
den, altijd huiverig gebleven om openlijk zijne onderwerping te ko
men aanbieden. Maar na den val van den kraton was zijne vrees
geweken. Den 27stea Januari kwam hij tot den opperbevelhebber
om openlijk van zijne onderwerping te doen blijken, en hij werd ver
gezeld door een afgevaardigde van een der invloedrijkste hoofden uit
de XXV Moekim, Toekoe Lampasei, die een brief van dezen bracht,
houdende mededeeling dat ook hij zich onderwiep. Toekoe Nek bracht
de tijding, dat ook Toekoe Nja Abas, Toekoe Nek Poerba en Toe
koe Nanta, hoofden uit dezelfde Moekim, zich onderwerpen zouden.
De laatste heeft echter zijne bij herhaling gedane toezeggingen nim
mer gestand gedaan.
Vorderde, na den val des kratons, de onderwerping der XXV
Moekim op vrij voldoende wijze, ook uit andere verschijnselen mocht
worden afgeleid dat dit wapenfeit in de houding der Atjehers een
In den geheelen Indischen Archipel werd de verovering van den kraton dan
ook door de inlandsche bevolkingen beschouwd als gelijkstaande met de onderwerping
van Atjeh, en maakte zij een grooten indruk.