109
geheelen omkeer zou te weeg brengen. Het voornaamste hoofd uit
de XXVI Moekim liet door een zendeling weten dat hij den oorlog
wilde staken. Men vernam dat de radja van Pedir naar zijn eigen
land zou terugkeeren en aan het Gouvernement een brief wenschte
te schrijven. Het hoofd van de tusschen Pedir en Gighen gelegen
negorij Boeboek (ook Pantei Pambing genaamd), met 500 man naar
Atjeh opgekomen om den Sultan bij te staan, verklaarde dat hij
weder wilde vertrekken, omdat de kraton gevallen was en de strijd
dus moest worden opgegeven. Een nieuwe Sultan want de Sultan
Mahmoed Sjah was werkelijk aan de cholera overleden werd niet
gekozen. Wel vernam men aanvankelijk dat eene keuze uit verschil
lende pretendenten zou plaats hebben hetgeen den luitenant-gene
raal Van Swieten aanleiding gaf om bekend te. maken, dat in de be
staande omstandigheden geen wettige keus gedaan kon worden daar
het Nederlaudsch Gouvernement in de plaats van den Sultan getreden
was maar weldra werd bericht dat de Atjeliers elkander afvroegen,
wat het baten zou een Sultan te kiezen nu die geen kraton meer
hebben zou.
Tegenover deze gunstige verschijnselen vertoonden zich wel is waar
spoedig andere van minder gunstigen aardzoowel oostwaarts van het
kampement te Penajoeng, als ten zuiden van den kraton, en in het
gebied van Toekoe Nanta, werden weder versterkingen opgeworpen,
maar de luitenant-generaal Van Swieten liet zich daardoor niet af
brengen van zijn voornemen, om zijnerzijds zooveel mogelijk verder
wapengeweld te vermijden. Dit voornemen was gegrond op de over
weging, dat thans de pacificatie van hoofden en bevolking onseenig
doel moest zijn, dat die pacificatie slechts kon worden vertraagd wan
neer verder onzerzijds oorlog werd gevoerd; en dat bovendien ver
dere operatiën tegen den vijand onraadzaam moesten geacht wor
den, zoowel omdat wij onze krachten moesten inspannen voor de be
hoorlijke inrichting der militaire position aan de rivier, die door onze
troepen bezet zouden moeten blijven, als omdat militaire operatiën,
bestaande in het vervolgen van den vijand en in het veroveren zijner
op eenigen afstand gelegen versterkingentochzelfs uit een zuiver
militair oogpunt, geen doel konden treffen, omdat de versterkingen
aanstonds weder verlaten zouden moeten wordenwilden wij onze
krachten niet versnipperen.
Onvermoeid wendde evenwel de regeeringscoramissaris pogingen aan