119 Na de inneming van den kraton, toen de hoop mocht gekoesterd worden dat aan den oorlog eerlang een einde zou komen, werden pogingen aangewend om van Penang, zoowel als van JavaChinesche industrieel en tot vestiging in Atjeh over te halen, en ook den Ne- derlandsch-Indischen handel naar Atjeh te leiden. Die pogingen slaagden aanvankelijk naar wensch, maar de loop van zaken heeft belet, dat aan de voornemens van handelaren en industriëelen werd gevolg gegeven. Op den duur zal de Nederlandsche vestiging in Atjeh voor den handel ongetwijfeld een groot voordeel zijn. De scheepvaart zal daardoor reeds dadelijk gebaat worden aangezien onverwijld de noo- dige maatregelen zijn genomen om op Poeloe Bras een vuurtoren op te richten, die voor de veiligheid van den toegang tot de straal van Malakka reeds gewenscht is van het oogenblik af, dat de stoomvaart op Indië, door de doorgraving van het kanaal van Suez, eene zoo aanzienlijke uitbreiding heeft erlangd.' Wordt vervolgd.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 126