5 Aanvankelijk schenen die Illusiën zich te zullen verwezenlijken; zoolang de minister De Waal die functie bekleedde, werd van de zijde der Hooge Regeering alle medewerking ondervonden. De ge wijzigde organisatie van het departement van oorlog, dereorganisatie van het wapen der genie en van de militaire administratie, de uit breiding van den topographischen dienst en andere aangelegenheden van minder belang werden voorgedragen en goedgekeurd. Er kwam iets tot stand. Moedig ging de generaal Kroesen voort, en succes- sivelijk werden voorstellen ingediend omtrent het verdedigingsstelsel, de bewapening, de oprichting van een generalen stafde tractements- verbetering van officieren en minderen, de reorganisatie der infanterie en kavallerie en vele andere onderwerpen. De minister De Waal was intugschen afgetreden, en zijne opvol gers gingen geenszins op den ingeslagen weg voort. Ondanks den aandrang des generaals, bleven alle zoo evengenoemde onderwerpen onafgedaan; de eene teleurstelling volgde op de andere, zoowel onder den minister Van Bosse als onder den heer Eransen Van de Putte. En toen de Indische begrooting van 1873 wederom geenerlei verbe tering in het Indisch krijgswezen medebracht, toen gaf generaal Kroesen de hoop op en verzocht hijontheven te worden van eene betrekking, die hij niet langer zóó kon waarnemen als hij verlangde. Mogelijk zou een opvolger gelukkiger zijn en die hervormiugen tot stand kunnen brengenwelke uoodig waren om het leger te brengen op het standpunt, waarop het aanspraak had. Evenals dus het belang van het Indische leger hem het legerbevel had doen aanvaardenzoo deed ook datzelfde belang hem aftreden. Het was dat belang, dat hem steeds in zijne handelingen als leger- kommandant heeft geleid. Voorzeker zouden op die handelingen aan merkingen te maken zijn; niemand is volmaakt of onfeilbaar. Met name gelooven wij, dat de loffelijke zucht, om alles zoo spoedig mogelijk in orde te brengen, de populariteit des generaals bij het leger veel kwaad heeft gedaan, en dat b. v. het pensioueeren van naar 1s generaals oordeel minder geschikte officieren met meer bedaardheid had kunnen geschieden. Daardoor toch door de hooge eischen welke plotseling omtrent de personen en omtrent de te verrichten diensten werden gesteld, ontstond eene soort van zenuwachtige gejaagdheid bij sommigen, eene soort van oogendienarij bij anderen, die ten nadeele moest werken op het algemeen. Doch daarom is het nog niet billijk, den generaal Kroesen te be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 12