126
portvloot, en op die vloot afzondering der besmette personen, te
bevorderen.
Ook de beide volgende dagen verliepen onder deze werkzaamheden.
Inmiddels bleef de cholera aanhouden en kwam ook in den stand
van het weder geen gunstige keer. Alles werd gereed gemaakt ter
voorbereiding van de ontscheping; de debarkementsorder was gereed
en met ongeduld werd het oogenblik verbeid, waarop die zou kun
nen worden uitgevaardigd. Dat oogenblik werd echter aanhoudend
verschoven. Terwijl de noord-oostmoesson in deze streken gewoonlijk
in dezen tijd van het jaar geheel is ingetredenbleef nu de regen
dagelijks het strand door weeken, zoodat het, met het oog op de
ondervinding èn bij vorige expeditiën met name de eerste expe
ditie tegen Boni èn thans op Poeloe-Nassie opgedaan, volstrekt
onraadzaam werd geacht om, zonder dringende noodzakelijkheid, bij
de heerschende weersgesteldheid, onder het voortwoeden der cholera,
de troepen aan den wal te brengen en te doen bivouakeeren op
Atjeh's moerassigen bodem.
De eerstvolgende dagen gingen dus in gedwongen werkeloosheid
voorbij; de berichten van Poeloe-Nassie luidden nu eens zeer on
gunstig, dan weer meer bevredigend; maar over 't geheel genomen
bleef de ziekte klimmende. Den December waren 87 lijders in
behandeling, en, ondanks den grooten ijver van het geneeskundig per
soneel, reeds 105 personen als slachtoffers der ziekte overleden. De
opperbevelhebber was daardoor genoopt, nog voor de troepen aan wal
waren gebracht, reeds aanvulling der verliezen te vragen, terwijl voor
zichtigheid gebood de lste brigade vooralsnog niet aan de gevaren
der epidemie bloot te stellen, maar te Padang te doen verblijven.
Eindelijk scheen het dat den 8st™ December het weder tot rust
kwam. Wel waren de berichten van Poeloe-Nassie nog verre van
gunstig; doch toen zich nu op de transportvloot bij welker
uitrusting men niet op het thans ondervonden oponthoud had kun
nen rekenen gebrek aan water begon te openbarenachtte de
opperbevelhebber, na overleg met de chefs van staven en diensten,
het oogenblik daar om de landing te bevelen, die nabij en bewesten
de monding der Tjankoel zou plaats hebben.
Te middernacht stoomde de debarkementsflotille Citadel van Ant
werpen, Watergeus, Amboinu en Ba/ada) onder bevel van den kapitein
luitenant ter zee Binkes naar kwalla Tjankoel, gevolgd door het
stafschip en die transportschepenwelke de 2de brigade aan boord