130 dag bevond een cavalerie-patrouille, naar de monding der Atjeh-rivier uitgezondendat de aldaar gelegen versterkingen kotta Babie met voorgeschoven werken door den vijand bezet waren. De opperbevelhebber, die des namiddags het bivouac achter kotta Bahama betrok, gaf den kolonel Schultze last om den volgenden morgen zoowel de westelijk gelegen versterkingen als kotta Moesapie te doen verkennen. Gene bleken sterk bezet te zijn; doch de kotta werd verlaten gevonden en door het linker half 12de bataillon in bezit genomen, welks kommandant rapporteerde, dat zich zuidwaarts, van het oosten naar het westen, eene lange reeks versterkingen uitstrekte. De vijand scheen zich hier tot een gedachten tegenstand gereed te makenen nadat den kommandant der 2de brigade nog den 13den December was bevolen onverwijld die troepenmacht over te brengen naar het bivouac benoorden kotta Moesapie, werd besloten den vol genden morgen op uitgebreide schaal eene verkenning westwaarts te doen, ten zuiden van kotta Moesapie, ten einde daarna te kunnen vaststellen op welke wijze de Atjeh-monding bemachtigd moest worden. Ook thans was de overtocht der kwalla Gighen oorzaak van ver traging; den 13den konden alleen de staf der brigade en het rechter half 3de bataillon het strandbivouac bereiken; eerst den volgenden morgen kon de rest der brigade de beweging volgen. Den December verliet de generaal-majoor Verspijck, aan het hoofd van 3 halve bataillons infanterie, één batterij artillerie, 20 cavaleristen en een peloton genietroepen, vroegtijdig de leger plaats, om de voorgenomen verkenning te volvoeren. Op 300 pas bezuiden kotta Moesapie werd hij uit 's vijands versterkingen door een hevig geschut- en geweervuur begroet, waarop zich een moord dadig gevecht ontspon, waarin de onzen eene glansrijke overwinning behaalden. De vijandelijke versterkingen werden bestormd en geno men; zij hadden eene frontbreedte van 1800 M., waren rechts aan geleund tegen de lagune, op het punt waar deze den Koerong Tjoet opneemt en werden links geflankeerd uit kotta Perak en kotta Ra dja Bediel. Eerstbedoeld werk werd aanstonds bezet. Behalve 85 doodendie de vijand in de hem ontwrongen stellingen achterliet werden den volgenden morgen nog een 30tal lijken van Atjehers in de lagune drijvende gevonden. Maar ook aan onze zijde waren vrij aanzienlijke verliezen geleden. Behalve 3 officieren, waarvan één, de kapitein W. H. Voorman, den volgenden dag aan zijne wonden overleed, waren 38 minderen gekwetst en bovendien 4 Euro-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 137