131 peesche en 2 inlandsche militairen gesneuveld. De troepen overnacht ten in de veroverde stellingen. Ten einde het behaalde voordeel te bevestigen, rukten den vol genden morgen, 15 December, twee kolonnes naar de rivier op, de eene langs het strandde andere uit kotta Perak. Beide vonden op hun weg alle versterkingen (waaronder kotta Radja Bediel en kotta Babie) verlaten, doch alleen der rechter (strand-) kolonne gelukte het de Atjeh-rivier te bereiken; de uit kotta Perak gedeboucheerde troepen werden in haar marsch gestuit door zeer moerassig en dicht met nipaboomen begroeid terrein. De marine, die door haar krachtig vuur veel had bijgedragen tot vermeestering der Atjehsche stellingendeed in den namiddag van den 15<!en eene verkenning in de rivier, en bevond dat de rechter oever verlaten, doch een kampong op den linkeroever, tegenover de later te vermelden (marine-) benting, sterk bezet was. Ofschoon de operation onder zeer gunstig weer waren geopend bleef de cholera voortwoeden, vooral bij het 3de en het 14de ba- taillon, van welke troepenafdeelingen de eerstgenoemde reeds op den dag der landing, bij een sterktecijfer van 1011, niet meer dan 811 valide onderofficieren en manschappen had kunnen uitbrengen. Alle maatregelen ter bevordering van de gezondheid der troepen werden genomenonder anderen werd bepaalddat de expeditionaire macht zooveel mogelijk in het strandbivouac geconcentreerd zou blijven, terwijl een half bataillön de riviermonding en 2 halve bataillons kotta Moesapie en kotta Radja Bediel bleven bezetten. Te vergeefs trachtte de overste Pel den 16denmet eene sectie genie troepen, uit laatstgemelde positie een weg zuidwaarts te banen door het dichte nipabosch. Talrijke benden Atjehers bemoeielijkten dien arbeid en onderhielden, aan het oog onzer troepen onttrokken, een zoo hevig vuur, dat de kolonne, toen deze op een riviertje stuitte, met een verlies van 10 gewonden, waaronder twee officieren, naar het bivouac terugkeerde. Dienzelfden dag werd, onder bescherming van een deel der 3de brigade, begonnen met de herstelling van eene brug, die ten zuiden van kotta Moesapie over de lagune voerde, nabij de plaats waar De lagune splitst zich bij kotta Pohama in drie takken, waarvan de eene het strand volgt, kotta Moesapie ten noorden besproeit en 1200 M. beoosten den rivier mond doodloopt, terwijl de beide anderen zich naar het zuiden wenden. Deze beide takken, waarvan de meest oostelijke Koerong Tjoet genaamd wordt, zijn waarschijn lijk nevenmonden van de Atjeh-rivier.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 138