134
beweren der gidsen, op den rechter rivieroever tegenover den kraton
moest liggen .en ondersteld werd het aangewezen terrein voor den
belegeringsarbeid te zijn.
Des morgens ten 8 ure verlieten de troepen de legerplaats en
nauwelijks waren deze door een dicht begroeid terrein op marsch
of de Atjehers openden uit eene zuid-oostelijk gelegen versterking
een hevig kanon- en geweervuur, dat zoo goed onderhouden werd
en langs een zoo uitgestrekt front werd afgegeven, dat weldra de
beide halve bataillons op eene sawahvlakte gedéboucheerd in het
gevecht betrokken warendat niet kon worden afgebrokenzonder
den vijand in den waan te laten dat men het hoofd gestooten had.
Een geheel bataillon, reeds in reserve opgesteld, werd nu door
den opperbevelhebber die met den generaal-majoor \'erspyck en
zijn staf de beweging op eenigen afstand volgde nagezonden,
en ook deze troepen, benevens eene compagnie artillerie en eene ge-
niecotnpagniewaren spoedig in het heetst van 't gevecht. Men
stond voor eene uitgestrekte geretrancheerde linie (kampongs Lemboe
en Langoegoep)door tal van aarden borstweringen en paggers van
de onzen gescheiden en daarenboven door versperringen van allerlei
aard ontoegankelijk gemankt. Dit alles bleek echter na afloop van
den strijd, want voor het oogenblik was de positie der Atjehers door
schier ondoordringbaar struikgewas aan het oog onzer troepen onttrokken.
De kolonel Wiggers Van Kerchem, die de beweging kommandeerde,
deed aanvankelijk in oostelijke richting voortrukken, ten einde daarna
den vijand in de rechter flank aan te vallen; doch daar de opper
bevelhebber vreesde dat die manoeuvre ons te ver van het doel zou
voeren, gaf hij last eene meer zuid-oostelijke richting te volgen.
De kolonel Wiggers Van Kerchem werd weldra door eene kogel-
wond buiten gevecht gesteld, en vervangen door den generaal-majoor
Verspyck, die den aanval even krachtig deed voortzetten. Het 3de
bataillon bereikte het eerst het noordelijk uiteinde der vijandelijke
linie; doch werd hier, onder het moorddadig vuur des vijands, door
steeds dichter versperringen tot staan gebracht. Het was een ha
chelijk oogenbliktelkens zag men een der onzen vallen en doornen
en randjoes maakten voortgaan bijkans onmogelijk. De vaandeldrager
Von Bredow wist zich echter door de versperringen heen te worstelen,
en toen deze, door enkele kameraden gevolgd, trots het vijan-
De namen dezer dapperen verdienen, even als die van den moedigen adjudant
vaandeldrager, hier genoemd te worden. Zij zijn sergeant-majoor Bach, sergeant La-