136 afdeelingen berichtten eenstemmigdat 's vijands positie den voor ons onmisbaren toegang tot de rivier afsloot, en het scheen volstrekt noodig die positie te forceeren. Maar om 11 uur ontving de 2de bevelhebber bericht, dat de grasvlakte gevonden was, dat men van daar kon waarnemen hoe zijne troepen waren blootgesteld aan het vuur uit de werken langs den tegenovergestelden rivieroever, en dat hij dus het gevecht zou moeten afbreken en alle troepen naar Pena- joeng doen terugkeerenhet bezet houden van kampong Lemboezou slechts tot onnoodige en schadelijke krachtsversnippering leiden. Daar zoowel de kolonne Schultze, als de sloepen die hare bewe ging ondersteunden, bij het verder voortrukken, in het front en de rechter flank vuur ontvingen, werd nog dienzelfden dag eene poging gedaan om aan de noordelijke grens der grasvlakte eenige stukken bedekt in batterij te brengen; doch 's vijands kanonvuur was zoo hevig, dat men meer achterwaarts moest aanvangen de loopgraven te openen en dus van deze zijde het geregeld beleg moest beginnen. Hoewel de gevechten van 25 en 26 December ons geen recht- streekscli voordeel hadden opgeleverd, werd daardoor toch de onmisbare kennis opgedaan van het terrein dat het bivouac omgaf, terwijl boven dien den vijand gevoelige verliezen waren toegebracht en hem de meer derheid van onze uitrusting en bewapening boven de zijne gebleken was. Ook wij hadden echter zware verliezen te betreurentwee officieren de kapitein P. P. T. La Fors en de 1ste luitenant J. A. L. Schoen- maeckers benevens 21 minderen waren gesneuveld, en 156 per sonen gewond, waaronder 2 hoofd- en 11 subalterne officieren. Reeds den volgenden morgen, 27 December, werden de loopgraven geopend en tevens de noodige bevelen gegeven tot ontscheping der vesting-artillerie. Den 29steo waren des middags twee achterïaadkanonnen van 12 c. M. achter de traversen ter zuid-westzijde van het bivouac in bat terij gebracht, terwijl een mortierbatterij werd gebouwd voor twee mortieren van 20 c. M. Uit eerstbedoelde vuurmonden werd aanstonds het vuur geopend op den linker rivier-oever (ter hoogte van den aan het oog onttrokken missigit) van waar schoten uit de bamboe- zich op den linkeroever (bolle zijde) eene reeks versterkingen uit, waarvan de meest westelijke volgens opgave van hen, die de 1ste expeditie hadden bijgewoond, de missigit moest zijn, en waaronder, naar men begreep, ook de kraton (meer oos telijk gelegen) moest behooren. Van den missigit tot in zee heeft de rivier eene lengte van ongeveer 5000 M.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 143