138 met zware heggen omgeven grasvlakten. Een half uur later verried een allerhevigst kanon- en geweervuur, dat men voor éene vijande lijke versterking stond, die zich eenigen tijd later aan het oog vertoonde, toen onze troepen op eene smalle vlakte deboucheerden op 40 pas afstands van een geducht versterkte beating. De kolonel de Roy Van Zuidewijn werd hier gewond, doch kalm en vastberaden bleef hij zijne beveleu geven. Onder het moorddadig vuur des vijands, door onze infanterie en artillerie met klem beantwoord, werd tegen den rechter vleugel der versterkingen eene aanvalskolonne geformeerd, terwijl 2 halve bataillons zouden trachten de linkerflank der Atjehers om te trekken. Dit laatste bleek evenwel door het dicht begroeid terrein onmogelijk te zijn, waarop ook deze beide halve bataillons tot den stormaanval tegen 's vijands linker vleugel werden opgesteld. Trots randjoes en andere hindernissen rukten de beide kolonnes, onder een hagelbui van kogels, zonder weifeling voort en toen de onzen de kruin der borstwering bereikten, nam de vijand de vlucht en bleek het, dat men een der voorwerken vermeesterd had van den missigit, die 300 meter meer zuidwaarts gezien werd. Het linker half 3de bataillon volgde den vluchtenden vijand op de hielen en weinige minuten later drongen verschillende afdeelingen der onzen van meer dan ééne zijde den missigit binnen. Deze was op dat oogenblik niet meer bezet, doch werd aan de oostzijde onveilig ge maakt door het vuur uit den kraton en de daarvóór gelegen werken. Achter eene dekking van schanskorven en zandzakken, door onze genietroepen terstond aan die zijde opgeworpen, werd nu de artillerie in batterij gebracht en inmiddels eene verkenning om den missigit gedaan, en den opperbevelhebber bericht gezonden van het behaalde voordeel. Na den harden strijd, dien men had gevoerd, was het geen zaak de vermoeide troepen nog tegen den sterk bezetten kraton te doen ageerenen zoo werd er beslotendat 8 compagniën infan terie, met de noodige artillerie en genietroepen, de veroverde stellin gen zouden bezet houden, en de overige troepen naar Penajoeng zouden terugkeeren, waar het bivouac den ganschen dag uit het oosten was bestookt geworden, doch zonder ernstige verliezen aan onze zijde. Onze troepen telden dien dag 17 dooden en 217 gekwetsten, on der welke laatste 14 officieren. Hierbij mag niet onvermeld blijven, dat de opperbevelhebber, in zijn rapport nopens de bestorming van den missigit, hulde bracht aan den lofïelijken ijver en de juiste

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 145