141 door de onzen genomen werdenwaarop ook kotta Goenoengandoor steeds dichter begroeid terrein omgeven, na een korten doch hevigen tegenstand werd vermeesterden den vluchtenden vijand van daar eenige salvo's werden nagezondendie in diens dichte drommen groote uitwerking hadden. Vond men in de vijandelijke stellingen geen lijken, groote bloedplassen bewezen, dat den Atjehers gevoelige verliezen waren toegebracht. Aan onze zijde waren slechts 2 offi cieren en 14 minderen licht gekwetst; een bewijs hoe slecht de vijand zijn soms goed onderhouden vuur had gericht. Gedurende de hier beschreven bewegingen werd de kraton beworpen en beschoten uit den missigit; dit vuur, dat vier malen brand veroorzaakte, kon be hoorlijk gedirigeerd worden door een observatie-post in een hoogen waringin-boom in den missigit. Ook aan de westzijde was den kraton nu de gemeenschap naar buiten ontnomen; het linker half 9de en het linker half 12de bataillon bleven de veroverde stellingen be zetten, die naar de oostzijde in staat van verdediging werden gebracht en gedekt tegen 's vijands vaak vrij hevig vuur uit den kraton dat nu en dan enkele onzer officieren en soldaten buiten gevecht stelde. De berichten, door spionnen aangebracht nopens de bezetting der Atjehsche hoofdversterking, waren zeer verschillend. Nu eens heette het, dat de hoofdmacht naar de meer zuidelijk gelegen kampong Longbattah was geweken, dan weer berichtte men dat de kraton nog steeds een zeer aanzienlijk aantal verdedigers bevatte, welk laatste bericht werd bevestigd door het aanhoudend vuur uit die sterkte, en door herhaalde nachtelijke alarmeering onzer verschillende positiën. Die aanvallen werdén steeds met gering verlies aan onze zijde af geslagen. In den middag van den 13deu Januari werden echter de noord- en zuidzijde van het bivouac Penajoeng op het onver wachtst met den klewang aangevallen. De 1ste luitenant G. A. Raaymakers, kommandant der noordelijk geposteerde veldwacht, werd al aanstonds doodelijk gewond, en eerst na een bloedig gevecht gelukte het de hier met woeste dapperheid binnendringende Atjehers, die nagenoeg man voor man werden neergelegd, te beteugelen; 38 dooden lieten zij op het gevechtsterrein achter. Aan de zuidzijde had het linker half' 14de bataillon de wacht in de loopgraven; ook daar werd de overmoedige vijand met groot verlies teruggeslagen. Aan onze zijde telde men 6 zwaar en 7 licht gewondende luitenant Raaymakers overleed nog dienzelfden avond. O Q

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 148