142
Naar aanleiding van deze stoute onderneming des vijands werd
aanstonds last gegeven ter voorkoming van een vernieuwden
aanval het terrein om het bivouac nog verder open te kappen,
welke taak, gevoegd bij de oprichting der noodige vivres»magazijnei',
de bevestiging van de linie Petjoet-Goenoengan en de toebereidselen
tot legering van het uit Padang ontboden 2de bataillonvoorloopig
alle krachten der expeditionaire macht vorderden.
Door de kommandanten van artillerie en genie werd inmiddels
het noodige voorbereid om den kraton ook op den linker rivieroever,
uit den missigit gedekt te naderen, doch dit plan werd door den
verderen loop der krijgsgebeurtenissen overbodig gemaakt.
Den ]6clen Januari had Toekoe Nek bericht, dat de Sultan zich
in kampong Longbattah versterkte, en aangeraden zoodra mogelijk
die positie te nemen. Deze onderneming werd te meer wenschelijk
geacht, dewijl daardoor tevens de kraton aan de zuidzijde kon worden
afgesloten, doch dan werd tevens groote uitbreiding der door ons
bezette stellingen noodig.
Het werd dus raadzaam geacht, vóór alles, de aankomst der uit
Padang ontboden troepen af te wachten. Deze kwamen den 20sten
in het bivouac te Penajoeng aan, waarop hun de noodige tijd ge
laten werd om zich naar behooren te legeren, wat te meer noodzakelijk
was, dewijl ook deze troepen aanstonds tol moesten betalen aan onzen
ergsten vijand, de cholera.
Tot den 9'len Januari waren dagelijks enkele gevallen voorge
komen, doch na dien datum telde men tot den 16den geen enkel
nieuw aangetaste. Toen werden 4 choleralijders naar Poeloe-Nassie
geëvacueerd, en bij het 2de bataillon vertoonde de ziekte zich reeds
den tweeden dag na de ontscheping, het eerst onder de Afrikanen.
Onder aanvoering van den generaal-majoor Verspyck had den 23stetl
de voorgenomen operatie tegen kampong Longbattah plaats, waarvan
het hoofddoel was, door een ruime omtrekking, den kraton aan de
zuidzijde af te sluiten. Het 2de en het 9de bataillon, met bijna
2 batterijen artillerie, eenige cavalerie en iy2 compagnie genietroepen
rukten ten 41/2 uur 's morgens uit, terwijl in de kotta Goenoengan
het rechter half 14de bataillon in reserve gereed stond. Aanvan
kelijk werd de marsch vertraagd, doordien de Koerong Daroe, een
kleine tak der Atjeh-rivierniet overal doorwaadbaar bleek, doch
toen de gansche operatieve macht ten 10 uur de overzijde had be
reikt, kon men zich weldra oostelijk in de richting van net aan-