150 ten aanval oprukken en hiertoe werd den luitenant-kolonel Van Thiel gelast de hoofdmacht te hulp te komen en den majoor Phaff met het linker half 2de bataillon benevens de reserve-artillerie de bewa king der kampongs Getjoeh over te laten. Ten 12 ure hadden de verschillende troepenafdeelingen de huil aangewezen stellingen ingenomen, te weten: links, het linker half 6de bataillon om tegen de oostelijk gelegen kampongs te ageeren, rechts, het linker half léde bataillon met de Madoereesche barisans en eene sectie artillerie om den westelijken kampong-rand te bestor men, en daartusschen het rechter half 3de en het rechter half 12de bataillon, die met eene sectie artillerie den zuidelijken kampong- rand moesten aanvallen. Te gelijker tijd rukten de drie kolonnes ten aanval op, met dit gelukkig gevolg, dat een half uur later de gan- sche vijandelijke stelling, ofschoon die aan de oostzijde door de Koeroeng Daroe was gedekt, in onze handen was, en de vijand met achterlating van een groot aantal dooden de wijk had genomen. Alle bentings op den rechter oever van het riviertje waren verlaten, en om 1 uur werd de terugmarsch aangenomen. Naar mate onze troepen echter het gevechtsterrein verlieten, begon de vijand op nieuw op te dringen, zoodat tot tweemaal toe eene offensieve flank beweging van onze zijde werd vereischt, om de oostzijde der kolonne voor het vijandelijk vuur te vrijwaren. Tusschen 4 en 5 uur kwamen de troepen achtereenvolgend in de legerplaats terug. Behalve 7 of ficieren, waren 49 onzer manschappen gewond en 6 gesneuveld, ter wijl de 1ste luitenant A. P. A. A. P. baron De Bounam De Eijckholt nog dienzelfden dag, en de lste luitenant W. C. Tijl eenige weken later aan de gevolgen hunner wonden overleden. Met inspanning van alle krachten ging men intusschen voort met de bevestiging der veroverde stellingen langs de Atjeh-rivier. Den 16aeu Maart berichtte de opperbevelhebber aan'^den legerkom- mandant, dat alle maatregelen genomen waren, niet alleen om de troepen gedurende 6 maanden van de onontbeerlijkste levensmiddelen te voorzien, maar tevens om de verdere aanvulling tot en met De cember te waarborgen. Alles werd voorbereid en geregeld, opdat de hoofdmacht tegen medio April naar Java zou kunnen teruggaan, waarna eene sterke bezetting, onder bevelen van den kolonel Pel, de aangelegde werken zou blijven verdedigen, met den uitdruklijken last zich niet buiten hooge noodzakelijkheid tot offensieve handelin gen te doen verlokken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 157