159
Tot verbetering van het paardenras wordt het zoogenaamde En-
gelsche veredelingsslelseluithoofde van de daarbij verkregen glans
rijke uitkomsten, over het algemeen als het doelmatigst beschouwd en
daarom thans bijna overal bij het aanfokken van paarden in toe
passing gebracht. Die toepassing verdient dan ook bij het hier
voorgestelde doel alle aanbeveling.
Bij de beschouwing over dat stelsel zie ik mij genoodzaakt de
omstandigheden in herinnering te brengendie oorzaak waren van
de niet zeer bevredigende resultaten der in de jaren 1826 en 18*27
opgeheven gouvernements-stoeterijen te Tji-andjoer in de Preanger-
regentschappen en te Tamiadjing of Bowernoh in de residentie Kediri,
Behalve de bezuinigingswoede van den gouverneur-generaal, burg
graaf Du Bus de Ghisignies, die ook deze inrichtingen met den
moker der slooping vernietigde, deden, zooals ik reeds aanvoerde,
de slechte resultaten dier stoeterijen daaraan gevolg geven. Men
had namelijk bij de kruising van de Perzische hengsten en Javaan-
sche merrien dier inrichtingen niet in het oog gehouden, dat:
1° een groot verschil tusschen de rassen dier hengsten en mer-
riën bestaat, wat altijd van schadelijken invloed is op de paring,
daar wanneer deze wat niet zelden gebeurt zoo al niet zonder
vrucht blijft, de gewonnen veulens meermalen met gebreken ter wereld
komenterwijl, bij meer overeenkomst tusschen de rassen, de paring
daarentegen te inniger is;
2° de Perzische hengstenvan eene gematigder luchtstreek dan
die van den Indischen archipel afkomstig, op Java in kracht en
energie moesten afnemen; dit geldt voor alle paarden die in eene heeter
luchtstreek worden overgebracht; want, terwijl b. v. het Arabische
paard in Engeland en het Engelsche raspaard in Noord-Amerika hunne
goede eigenschappen behouden, zal dat zelfde paard, en de paarden
van het zoogenaamde Australische ras, in Britsch-Indie voortgeteeld
al spoedig ontaarden;
3° de zooveel kleinere Inlandsche merrien, bij de dekking door
de zwaardere Perzische hengsten, een te zware vracht te torschen
hebben, hetgeen niet dan nadeelig op de dekking zelve moet uit
werken; de vrucht, in de betrekkelijk te kleine baarmoeder, wordt
m hare ontwikkeling belemmerd; en het werpen bij deze merrien
gaat in den regel met groote pijnen en soms met den doodgepaard.
^>'an de kruising dier hengsten en merrien kan men derhalve geene schoone
produkten verwachtenwant de daaruit geboren veulens zijnzoo