160
als men zien kan, smal van borst en laag van voren. Met die krui
sing trachtte de regeering niet zoo zeer het inheemsche paardenras
op Java te verbeteren, als wel paarden van eene hoogere taille
te verkrijgen dan die van den Indischen archipel. Dit lievelings
denkbeeld leefde nog tot voor een tiental jaren bij sommige officieren
der Indische kavallerie voort. Aan de gewenschte hoogere taille
voldoen b. v. de zoogenaamde Preanger paarden, alleen wat taille
betreft, versta mij wel, zonder meer. Maar het toen door de regeering
beoogde doel zou echter nimmer langs dien weg te bereiken zijn
geweest; wel langs een anderen weg, waarbij krachtige voeding met
een niet overmatigen arbeid op den voorgrond staat.
Met deze voorbeelden voor oogenworden niettemin nog voort
durend, met opoffering van groote sommen gelds, de meest wanhopige
pogingen gedaan, om dat doel langs den weg der kruising te bereiken,
met paarden van uiteenloopende rassen en verschillende luchtstreken.
De teleurstellingen die de regeering, bij het streven naar dat doel,
deden besluiten de gouvernements-stoeterijen eindelijk op te heffen
kunnen haar thans vijftig jaren later ten nutte strekken bij
het op nieuw beproeven van middelen tot verbetering van het Indisch
paardenras ten bate van het leger. Wel verre van zich door die teleurstel
lingenvoorgoed te laten afschrikken, moet de regeering thans, beter voor
gelicht met meer kennis van zaken op het gebied der hippologie, krach
tige maatregelen nemen voor de wederoprichting van gouvernements-
stoeterijen, waartoe zij in haar eigen belang den sterksten drijfveer vindt.
De regeering weet het immers, dat niettegenstaande de remonte-
prijs der paarden hoe langer hoe hooger wordtniet dan met de groot
ste moeite in eene goede aanvulling van troepenpaarden kan worden
voorzien Laat de remonte tegenwoordig niet in allen deele te wen-
schen over; is zij niet zeer inferieur aan die van vroeger jaren?
Men heeft dit beseft en vermeend toch iets te moeten doen in
het belang der remontemen heeft kommissiën van kavallerie- en
en artillerie-officieren naar Makasser en Soemba gezonden tot aan
koop van paarden voor het leger. Dit redmiddel -wellicht het
laatste? kan nog wel eenige malen worden herhaald, maar dan
zal de tijd niet ver meer af zijn dat geene goede paarden meer in
voldoend aantal te verkrijgen zullen zijn. Tot welke middelen zal
dan de regeering hare toevlucht moeten nemen? Thans peinst men
nog op middelen, om in dien treurigen toestand verandering te brengen;
de regeering is in onderzoek omtrent de wenschelijkheidom stoe-