thans gesteld met de paardenrassen in Indie en voldoen zij aan de behoeften. Zoo neenwelke middelen worden er van regeeringswege genomen of door bijzondere personen aangewend of zouden er beproefd hunnen wordenom hierin te voorzienvooral met het oog op het verkrijgen van meerdere hoogte voor rijpaarden door kruising. In de verslagen der begrooting van Nederlandsch-Indievoor het dienstjaar 1867, werd in de onderafdeeling 22, bij litt. <7, aangetee- kend: //Vroeger is meermalen door Indische specialiteitenook door den Heer J. C. Baudop het nut van pogingen tot verbetering van het Indisch paardenras op Jafa aangedrongen. Zijn die pogingen mislukt of laat men de zaak aan den ondernemingsgeest van parti culieren over?" Had men zich op het kongres te Breda in 1866 met de stoete rijen van partikulieren bemoeid, het verslag der begrooting van Ne- derlandsch-Indie voor 1867 sprak meer over de door de regeering aan te wenden pogingen, om het paardenras op Java te verbeteren. Hierbij bleef het echter niet. In het verslag der begrooting van Nederlandsch-Indie voor 1868 las men in de nota no. 157, behoorende bij de lVe afdeeling het departement van binnen- landsch-bestuur over de verbetering van het paardenras in de residentie Timor, dat //ofschoon vroegere pogingen tot verbetering van het paardenras in Nederlandsch-Indie niet met een gunstigen uitslag zijn bekroond, zoo wenscht de Indische regeering daarmede nog gedurende een tiental jaren eene proeve te nemen in de voor de paardenteelt zoo bijzonder geschikte residentie Timor." Tot aan koop van paarden werd, voor eens, noodig geacht eene som van 9500 en tot bezoldiging van het bewakingspersoneel en andere uitgaven voor eene op te richten stoeterij, jaarlijks 1220Ik behoef niet te zeggen, dat door het nemen van dergelijke halve maatregelen, de daarvoor te besteden gelden letterlijk als weggewor pen kunnen worden beschouwd. In de later door de regeering genomen maatregelen is verbetering merkbaar; geldvrees voor nuttige uitgaven treedt meer op den ach tergrond en onze autoriteiten laten meer en meer dien ongelukkigen trek van het Indo-Nederlandsch laissez faire varen; zij hebben zich ernstiger bemoeid met de kwestie der stoeterijen en alles wat daar aan verbonden is. Veel voorlichting heeft de regeering in deze aan gelegenheid ontvangen van den gewezen resident van Timor, den heer Coorengel, en den gewezen kontroleur der le klasse op het 162

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 169