165 als de plaats slechts, waar de vrucht der paring zich vormt en ont wikkelt. Deze theorie, die van de Oostersche volken is overgeno men, vindt waarschijnlijk hare verklaring in de godsdienstige en maatschappelijke instellingen dier volken, waarbij, zooals men weet, de vrouw slechts als eene slavin, niets meer dan als een werktuig beschouwd en bejegend wordt. Op grond daarvan is echter die theorie te verwerpen; want als we een blik werpen in de geschiedenis der menschheid dan leert deze ons, dat vele groote mannen beroemde vrouwen tot moeders haddenvan wie zij zoo al niet de physieke dan toch wel de intellektueele en moreele eigenschappen hebben of kunnen hebben overgeërfd. De opvoeding der moeder is hierbij voor het menschenkind, van grooten invloed; het paardenveulen, dat zijne moeder op tweejarigen leeftijd niet meer herkent, mist den invloed dier opvoeding. Niet alleen bij de menschen, maar toch ook bij de dieren zijn vele voorbeelden, dat bij de voort teling het produkt hoedanigheden der moeder overerft. Zoo had b. v. het produkt van een gewonen stier en eene karbouw te Djok- djokarta de voorhand der moeder (de karbouw) en de achter hand des vaders. De voorhand was ten koste van de achter hand sterk ontwikkeld, terwijl de kop van het produkt geheel en al het voorkomen had van die der moeder (de karbouw) maar met eene zachtere uitdrukking. Zoo is ook het muildierdat is het pro dukt van een ezel en eene merrie, grooter, sterker en veel schooner dan de vader (de ezel). Men raadplege hierover eene handleiding over paardenkennis. Bij de vermenging der paardenrassen wil men niet zonder een gegrond motief, dat de moeder zoo veel mogelijk grooter zij dan de vader, omdat dan het produkt, in een betrekke lijk grooter hekken in wording komende, zich beter kan ontwikkelen. Verder wordt beweerddat de veulens het beenstelsel van hunne vaders overerven, waardoor de gebreken die de hengst op het oogen- blik van de dekking heeft zoo als b. v. de spatten later bij het veulen worden teruggevonden. De merriezegt menoefent daarentegen invloed uit op de hoogte van den schoft en op de kleur. Ik geloof dat bij deze theorien, even als bij zoo vele andere, van twee uiterste meeningen de waarheid vaak in het midden ligt, en het daarom veel aannemelijker is te bewerendat bij de paring den meesten invloed zal uitoefenen op het verwacht wordende produkt, dat paardhetwelk den hoogsten graad van ontwikkeling in alge- meenen zin bezit. En daar nu voor het in dit opstel behandelde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 172