178
die in den tijd van 23 jaren 17 veulens heeft geworpeneene andere
merrie had tot haar 24e jaar, in 18 jaren tijds, 18 veulenswaaronder
eens tweelingen ter wereld gebracht; eene Tartaarsche merrie kreeg
op 36-jarigen leeftijd nog een gezond veulen en zoo zijn er hengsten
geweest, die tot hun 18e, ja zelfs enkele die tot hun 4(D jaar met
goed gevolg gedekt hebben maar dit zijn uitzonderingen.
Wat de voortbrenging bij de paring betreft, schat men, dat ééne
merrie om het andere jaar één veulen kan krijgen en, alle kwade
kansen er onder begrepen, elke merrie gemiddeld 3 h, 4 veulens in
het geheel ter wereld brengt. Deze cijfers zijn op de volgende be
schouwingen gebaseerd.
I. De tijd van dekking. Hoewel de merrien in den loop van
het geheele jaar met hoop op goeden uitslag kunnen worden gedekt
wordt toch het voorjaar de maanden April en Mei voor de
dekking als het gunstigste tijdperk geacht. Wanneer toch de moeder-
paarden op dat tijdstip gedekt worden, werpen zij de veulens gedu
rende den tijd, wanneer het betrekkelijk overvloedige natte gras gunstig
werkt op de afscheiding van de melk voor het jeugdige veulen, dat
dan in den daarop volgenden drogen moeson zelf zijn voedsel moet
zoeken, wanneer het gras betrekkelijk wel schaarscher, maar dan
ook zooveel te voedzamer is. Eene merrie draagt elf maanden.
Dat voedzame gras, gepaard aan eene uit het oogpunt der
voortteling noodige rust van ruim een half jaar, brengt de merrie
die geworpen heeftweer geheel op krachtenom het volgende
voorjaar op nieuw gedekt te kunnen worden.
De statistiek leert, dat bij de menschen, die in eene gematigde
luchtstreek leven, in de maand November het gemiddelde getal
geboorten plaats heeft, en daarna in de maanden September en De
cember; terwijl het aantal geboorten in den maanden Eebruari en
Maart in eene klimmende verhouding, en dat in de maanden Juni
en Juli in eene dalende verhouding zich van het gemiddelde ver
wijderen. De overmaat van geboorten in Eebruari en Maart duidt
op eene ontvangenis in Mei en Juni, als den natuurlijksten invloed
der lente, die het meest bevorderlijk is aan de vruchtbaarheid van
het levende. Daarom wordt, op deze statistiek steunende, aan het
voorjaar de voorkeur gegeven als het geschiktste tijdperk voor de
dekking. Daar evenwel in de luchtstreek van den Indischen archi
pel het verschil der jaargetijden niet zoo kenmerkend is, zou bij
de latere geslachten der gekruiste paarden het tijdperk van de