12
naar Indië van Nederlantlsche luitenants der genie. Wij kunnen ons
dat wel begrijpenwant ook het Nederlandsche geniekorps is niet
compleet, en voor de uitvoering de vestingwet heeft men daar de genie
officieren noodig. Toch komt het ons voor, dat het belang van het
Indische leger zwaarder moet wegen. Vooreerst, omdat de formatie
hier bekrompener en daarentegen het incompleet grooter isten tweede,
omdat het in het Vaderland, maar een groot aantal civile ingenieurs
gevonden wordt en waar meer lust bestaat voor den Nederlandschen
dan voor den Iudischen militairen dienst, gemakkelijker moet vallen
in het tijdelijk incompleet te voorzien dan in Indië, waar wij ons
moeten behelpen met infanterie-officierendie, hoe wetenschappelijk
ook ontwikkeld, alle speciale opleiding als bouwkundige missen en
dus slechts in zeer betrekkelijken zin bruikbaar mogen heeten.
Bovendien wint, door dergelijke overplaatsingen bij de verschillende
wapens, de bevorderingskans bij het Nederlandsche leger en zal daar
door de lust tot dienstneming daar toenemen. Zoolang hier incom
pleet bestaathebben de Indische officieren over die overplaatsing geen
recht van klagen, en, al hadden zij dat, dan zouden zij dat recht
weten achter te stellen bij 's lands belang.
Wij spreken alleen van overplaatsing van luitenantszoowel om
dat zijdie hier eens den kapiteinsrang hebben verworvendus reeds
jaren lang Indischen dienst hebben gedaan, meer aanspraak kunnen
doen gelden dat hunne vooruitzichten niet worden verduisterd, als,
en wel vooral, omdat het acclimatatie-proces te zwaarder wordt,naar
mate men op verder gevorderden leeftijd tusschen de keerkringen
wordt geplaatstde sterfte-kans voor den kapiteindie naar Indië
overgaat, en dus de kans voor het Gouvernement om weinig dienst
van zoodanig officier te hebbenis grooter dan die bij den luitenant.
Bovendien is het ook in alle opzichten voldoende, dat den Neder
landschen officier, in de eerste 8 a 10 jaren van zijnen loopbaan,
de gelegenheid tot overgang naar Indië wordt gegeven.
Ook het detacheeren van luitenants van het Nederlandsche bij het
Indische leger verdient aanmoediging, doch het behoort niet voor
een te korten termijn te geschiedenomdat de officier pas, ten
opzichte van de kennis der taal welke door het meerendeel zijner
onderhebbenden gesproken wordt, en van de voorschriften welke in-
Indië geldig zijn, volkomen bruikbaar is, nadat hij hier eenigen tijd
heeft doorgebracht. Indien, zooals thans ook het geval is, de gede
tacheerde officieren in de sterkte van het Indisch leger tellen als*