gaat niet aan deze paarden, welke hoofdzakelijk voor luxe dienente vergelijken met de remonte-paarden van het Indische leger. Omtrent de africhting der paarden van de Sahara geeft de Fransche generaal Daumas ons gedetailleerde inlichtingen. Die paarden leggen niet zelden 60 Fransche lieues in 24 uren af; de hengsten loopen veel sneller dan de merrien (bladz. 59). Tusschen de 18e en 20e maand laat men het veulen door een kind bestijgen, wat als het begin der africhting wordt beschouwd (bladz. 104). De africhting zelve geschiedt niet zoo zachtzinnig als men wel zou kunnen denkende sporen en de stok spelen daarbij eene voorname rol (bladz. 109). Tot op den leeftijd van drie jaren wordt het paard geoefend in het doorstaan van vermoeienissen en ontberingen (bladz. 119). Na een rit wordt het paard niet eerder afgezadeld dan nadat het geheel droog isgeen voeder aan het paard gegeven dan nadat het geheel op de gewone ademhaling is gekomen; en dikwijls drenkt men het paard, wanDeer het de trens aan heeft (bladz. 160). De paarden van de Sahara zijn beslagen (bladz. 154). Een roskam gebruikt men er niet; het paard wordt met lappen afgeveegd, omdat de roskam de opperhuid gevoe lig maakt voor invloeden van buiten. Men wascht het paard soms tweemalen daags af (bladz. 151). Tot zijn vijfde jaar knipt men van het paard de manen af (bladz. 124). De maximum ouderdom van den hengst is van 20 tot 25en die van de merrie gemiddeld van 25 tot 30 jaar (bladz. 59). In den regel geeft men de merrie een a twee jaren rust, nadat ze geworpen heeft (bladz. 95). Naar de Meur der paarden van de Sahara verdeelt men ze in drie soorten waarvan de robes zijn bruin, wit en grijs; de bruine paarden zijn de beste (bladz. 56) en tevens de sterkste; hiertoe behooren ook de vossen en brandvossen (bladz. 23). De bewoners van de Sahara ge bruiken hunne paarden niet voor den landbouw, maar alleen voor den krijg en de wedrennen. Bij de onafhankelijke stammen is de uitvoer van paarden verboden (bladz. 49). In den Indischen archipel zijn de zoogenaamde Schecken (zie F. Van der Poll, Handleiding tot de paardenkennis, bladz. 135 van den tweeden druk) de sterkste paarden. Aan het hoofd der stoeterij moet een kavallerie-officier als direk- teur worden geplaatst. De rangdien die officier moet bekleeden beschouwe men als lijzaaJc. Hoofdzaak is, dat de direkteur in allen 206 Daumas. „Chevaux du Sahara."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 213