222
examen willen afleggenzelfsindien zij niet dadelijk slagenwel
licht twee of drie maal. Yelen zouden natuurlijk niet slagen; om j
gedeelte der vacaturen door bevordering by keuze aan te vullen, zou
vermoedelijk gedeelte examen moeten doen. Men rekene nu eens
na, hoeveel vacatures er jaarlijks in den kapiteins- en majoorsrang
bij de verschillende wapens en diensten ontstaanaan hoeveel per
sonen dus ook jaarlijks examen zouden moeten worden afgenomen,
en hoeveel mutatiën dit in ons aan noodzakelijke mutatiën toch al
zoo rijk leger zoude veroorzaken. Als men zich herinnert, hoe de
examens van onze militaire geneesheeren steeds den dienst hebben
belemmerdkan men die vermeerdering in mutatiën onmogelijk wen-
schen als daar niet overwegende voordeelen tegen over staan. En
dat dit in geenen deele het geval ismeenen wij boven voldoende
duidelijk hebben aangetoond.
Die bevordering maken wil, moet thans volgens de bepalingen
de volkomen geschiktheid hebben voor den hoogeren rang, en daarin,
zoo op wetenschappelijk als militair en practisch gebied, geheel op
zijn plaats zijn. Wij achten dit geheel voldoende, en meenen te
mogen rekenen op het plichtbesef der chefs, dat zij geene personen
voor bevordering in aanmerking brengen die zulks niet verdienen.
Het legerbestuur kan trouwens, door plaatsing van een officier die
binnen korten tijd bevordering moet maken en omtrent wiens ge
schiktheid reden van twijfel bestaat, onder een chef, op wiens oordeel
het volkomen vertrouwt, nog meer zekerheid erlangen. Naar onze
meening zijn hiermede zoowel de belangen van den dienst als van
de personen voldoende gewaarborgd. Zegt men, dat het oordeel der
verschillende chefs uiteenloopt en men dus ten aanzien der beoordeeling
van geschiktheid //gelukkig" en //ongelukkig" dienen kan, dan ant
woorden wij daarop, dat ook het oordeel der verschillende examen-
commissiën belangrijk uiteen kan loopen, dat het eene jaar het exa
men anders zal worden opgevat als het andere. En bij een leger
als het Indische, waar veel dienst gedaan wordt, is het, naar 't ons
voorkomt, ook zoo moeilijk niet voor een hoofdofficier, om een be
paald oordeel uit te spreken over iemand, die een jaar onder hem
heeft gedienden van wiens beoordeeling over vorige jaren hij tevens
kennis neemt.
Thans overgaande tot de bespreking van eenige andere puntenin
des Schrijvers opstel voorkomende, valt ons oog al dadelijk op de