248 toko, op Molenvliet staande, 584 kahar's. naar en 693 van de stad Batavia reden. Op den 5 Juni 1867 gaf men zich nogmaals die moeite en bevond toen, dat die cijfers _827 en 818 bedroegen; en thans, acht jaren later, bedragen die cijfers, niettegenstaande de kon- kurrentie van den Bataviaschen tramway, den spoorweg en de talrijke dos-h-dos, nog veel meer. Het aantal glincling's in de residentie Djapara werd in 1867 op 1000 geschat. Goed toezicht van staats wege op de paarden van al deze ondernemingen jjeu vooral op die van den tramway is niet overbodig. Wat in staatsblad No. 100 van 1853 over loagenverhuurderijen en droes wordt gezegdeischt eene meer stipte opvolging. Helpt de herinnering daaraan niet, dan zal wellicht althans wat den droes betreft de toepassing van artikel 381 tot en [met 'artikel 383 van het wetboek van strafrecht voor Europeanen of van artikel 383 van het wetboek van strafrecht voor Inlanders betere resultaten geven. Ook het bepaalde bij artikel 13 van het politie-reglement voor Eu ropeanen en bij artikel 15 van dat voor Inlanders schijnt hier dei- vermelding niet overbodig te zijn. Indien de gouvernements-circulaire van 22 December 1862, over de tjonglclang's handelende, nog bestaat, dan schijnen de daarin voor geschreven bepalingen ook veronachtzaamd te worden. De tjongklang's, die den gouvernements-ambtenaar op diens reizen in de binnenlanden van Java vergezellen, berijden in den regel de beste paarden van de kampong's en dessa's, welke op die gewoonlijk inspektie-reizen meer dan eens worden afgebeuld. Ook dit moet men zelf gezien hebben, om er zich een denkbeeld van te kunnen vormen. Wat in andere gouvernements-circulaires over paarden en alles wat daarmede in verband staat, wordt behandeld, is mij niet bekend. De behandeling van paarden der wagenverhuurderijen laat vaak te wenschen over; wat men dikwijls van hare en van de tramway-paarden ziet, is genoeg bekend. Het gemis van eene straat-politie is daarvan de oorzaak. Indien wat nu niet gebeurt streng de hand wordt gehouden aan het bepaalde bij de 4<e alinea van artikel 13 van staatsblad No. 100 van 1853, dat de hoogte der te gebruiken paarden minstens 3 voet en 8 duim Rijnlandsch moet bedragen, dan -zal de regeering bij een eventueelen oorlog met een buitenlandschen vijand in de gelegen heid zijnzich van tamelijk goede irek- en draagbaarden van par- tikulieren te voorzien, door deze ten dienste van het leger, tegen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 255