256 kracht gewonnen; het leger, wel verre van tot samenhang te geraken, wordt meer en meer ontwricht; de geestdrift, zoo noodig voor een troep, die vechten moet tegen eene opgewondene en dweepzieke be volking, ontbreekt ten eenemale; de operaties grijpen plaats zonder entrain en zonder ensembleen niets doet de mogelijkheid eener op lossing door de wapenen van het Carlistische vraagstuk vooruitzien. Dit waren de inlichtingen, die ik te Madrid inwon en waarmede ik in het hoofdkwartier van het Noorderleger aankwam. De Carlistische oorlog heeft drie van elkander onderscheidene too- neelen: ten noordwesten Biskaye, Guipuzcoa en Navarre, ten noord oosten de provinciën Gerona, Lerida en Barcelona, dat is te zeggen een goed gedeelte van Katalonië, eindelijk in het centrum het oude koninkrijk Valencia met de provinciën Teruel en Cuenpa. De drie vakken zijn op geenerlei wijs ouderling verbonden; tusschen Navarre en Katalonië ligt Boven-Arragonwaar de Oarlisten nooit zijn ver schenen; tusschen Katalonië en Valencia is de linie van de Ebro, bewaakt door geregelde troepen. Deze verdeeling van de strijdkrachten, blijkbaar zeer schadelijk uit het oogpunt der krijgsverrichtingenis niet het gevolg van eeuig strategisch plan hoegenaamdzij is teweeggebracht door de nood- zaaklijkheid. De Carlistische benden konden slechts langzamerhand en zeer ongeregeld gevormd worden, zij konden slechts aangeworven worden onder eene aan den pretendent gehechte bevolking; er viel dus niet te kiezen, men moest op de plaats blijven, zich zoo goed mo gelijk verschuilende in het gebergte, alvorens een kern te hebben, in staat den vijand openlijk te weerstaan en in het open veld te strijden. Dat alles vereischte tijd, en toen de bataillons georganiseerd, ge wapend en uitgerust warenhadden de liberale troepen de strategische punten reeds bezet en de vereeniging was niet meer mogelijk zonder een geregelden veldslag, waarvan het verlies alles in de waagschaal kon stellen. Een ander vraagstuk in oorlogstijd een gewichtig vraag stuk, is dat van de levensmiddelen; het leger van Don Carlos, dat tegenwoordig te zamen wel bij de 70,000 man sterk is, zou spoedig tot machteloosheid zijn teruggebracht, zoo het verplicht was in een enkel gewest saam te trekkenwant het zou moeten leven van de plaatselijke hulpbronnen zonder een enkelereserveeen enkeleenigs- zins belangrijk depot van leeftocht of munitie te hebben. Het is waar» dat de noodzaaklijkheid, zijn strijdmacht over eene zeer groote opper vlakte grondgebied te versnipperen ook niet voordeelig is voor de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 263