274 gezonden; meneer herinnert zich mij niet meer. maar ik mij hem wel het is drie jaren geleden, dat meneer vertrokken is, en ik kende hem; en ik ken ook zijne familie, maar zullie kennen mij niet; wij waren buren's morgens zag ik meneer voorbij komenals hij op de jacht ging; en-fin, wat ik zeggen wou, wij zijn van 't zelfde land. Ha! nu begrijp ik 't, hernam de officierdie hem aandachtig aankeek om hem zich te binnen te brengen. //Ik wist, dat u vertrokken was om officier te worden en dat u op de militaire school was gekomenen toen bent u niet meer teruggekeerd, en in dien tijd heeft men den gevel van de groote kerk gerepareerden op liet plein is een groot koffiehuis" (in de rondte ziende), //bijna net zoo groot als de helft van deze binnenplaats, en het is altijd vol volk. Wacht, wacht; het schiet me nu te binnen; jij heet Eenzo, niet waar P Dat is het Jij woonde buiten de stad, in een huisje bij de kerk meen ik. Gut, ja! in het huisje buiten de stad." En de arme jongen was buiten zich zeiven van blijdschap. //Ik herinner het mij heel goed. Maar, zeg mij eens; hoe bevalt je dat soldaatje spelen?" De rekruut veranderde eensklaps van gezicht, sloeg de oogen neer en zweeg. nWaarom ben je niet gaan wandelen met je kameraden?" Eenzo antwoordde niet en begon naar zijn nagels te kijken, alsof hij nadacht over hetgeen hij te zeggen had. Maar zijn ziel stond in zijne oogen te lezen. De officier begreep hem en met eene vriendelijke stemdie tot het diepste van zijn hart doordrong, vroeg hij hem: //Wat scheelt u?" Toen raakte zijne tong los, en zich trapsgewijze opwindende, be gon hij met ontroerde stem; //Wat mij scheelt?. hoor eens, luitenant! mij scheelt. ik weet zelf niet, wat, mij scheelt, maar men behandelt ons hier op een manier, die mij niets bevalt. Dat is het. Als men iets vraagt, antwoordt men u niet; of wel, men voegt u beleedigende woorden toe, en men moet zijn mond houden, of anders gaat men in arrest. Daarzei hijhet gebaar van den koporaal nabootsende. Ik weet ook wel, dat wij ons nog niet, kunnen aankleeden en den soldaat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 281