275 uithangen; maar is dat onze schuld? Wij zijn pas twee dagen hier; kunnen wij er wat aan doen? Men weet toch wel, dat wij ge komen zijn om te leeren, en men moest, mij dunkt, dat men een beetje geduld met ons moest hebben. En men houdt ons tegenover de luï voor den gek, en men legt de hand op ons, en men geeft ons stompendie wij verdragen moetenterwijl de anderen ons uitlachen. Ik begrijp niet, waarom men ons zoo mishandelt; ik was blij sol daat te wordenik zei bij mij zeiven//ik zal mijn plicht doen mijn superieuren zullen van mij houden", maar nu zie ikMis schien let men er niet meer op als men er eens aan gewoon is, maar het doet zeer op die manier behandeld te worden. Tehuis leefden wij onder ons; ieder hield van ons; hier, daarentegenspot men zelfs met de onzen; heb geduld met ons..., maar... dat doet zeer... kijk dat doet te zeer." Deze laatste woorden werden op een toon van werkelijke droef heid uitgesproken; daarna zweeg de rekruut en sloeg de oogenneêr, terwijl hij voortging met binnensmonds te mompelen. De officier liet eenige oogenblikken voorbijgaan zonder iets te zeggen; hij stak een sigaar aan, en zei toen op onverschilligen toon, alsof hij niets gehoord had of niets had willen hooren; //Trek die das wat naar de laagte", en hij zelf hielp hem. //Zoo zit zij nu goed. Keer je eens om." De soldaat keerde zich om. De officier trok de plooien van de kapotjas naar beneden en maakte ze effen. //In den kapotjas moeten geen plooien zijn; hij moet glad zijn als mijn hand. Keer je nu nog eens om." Hij keerde zich meer om. De officier zette zijn politiemuts goed. //Zooeen beetje op zijom je een cr&nig air te geven." De rekruut glimlachte. //Houd je goed recht, het hoofd in de hoogte, en als je loopt, moet je gang los, vlug, gemakkelijk zijn, zoo als toen je met de ballen speelde op de binnenplaats vtn ons huis, herinner je je 't nog?" De rekruat begon te lachen en gaf een teeken van ja. //Goed" ging de officier voort, terwijl hij tegen den muur leunde en het eene been over het andere sloeg//en kijk iedereen in 't gezicht, want je hoeft je voor niemand te schamen. Begrepen? Al ging de Koning zelf voorbij, zou je hem nog in 't wit van zijn oogen moeten kijken, want op die manier toonen wij onzen eerbied, wijsoldatenonthoud dat." De rekruut gaf een teeken van ja; hij begon weer moed te vatten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 282