276 //Herinner je ook, dat als men eens in de kazerne is, men ook veranderen moet van manier van spreken; weinig woorden, maar open, helder, doordringend, met wien het ook zij; ja en neen, neen en ja, en als je niets anders te zeggen hebt, des te beter. In het gelid moet je net zoo stil zijn als in de kerk, zoodra je buiten 't gelid bent, ben je 'thuis; en als de anderen druk zijn, doe meê en schreeuw nog een beetje harder dan zij; blijf niet alleen achter om voor je te kijken; dit geeft sombere gedachten; meng je dadelijk onder de levenmakers. Houd veel van je kameraden; je zult er gou den harten ondervinden, dat kan ik je verzekeren, jonge lui, die van je houen zullen als van een broer; je zult zien, dat hier aan alles gebrek kan zijn, behalve aan brave harten. Heb je een pijp? Neen, luitenant. Anders kon je rooken. En als een superieur je beknort als hij gelijk heeft, moet je er je voordeel meê doen; en als hij on gelijk heeft, toch naar hem luisteren en de zaak niet al te ernstig opnemenwant in deze wereld heeft ieder zijn gebreken en kan dwalen; men vergist zich soms als men beknort, en altijd als men ongehoorzaam is. Geloof ook niet, dat allen, die op je knorren, een slecht hart hebben of boos op je zijn of het op jou voorzien hebben. Dan zou je 't mis hebben. Die knorrepotten hebben soms een uitmuntend hart en houên zooveel van jullie, dat als men hen uit jullie midden wegnam, zij binnen veertien dagen van verdriet zouden sterven. Zij schreeuwen, zij beleedigen, dat is niets dan gewoonte, een behoefte om hun lon gen te oefenen; niets anders, geloof me. Je zult ten laatste nog meer van hen houên dan van de anderenje zult ze zien huilen als ze weg gaan. Ik ben er dikwijls getuige van geweest; ik heb er gezien bij Custozza Die slag, die zoo slecht afgeloopen is? Dezelfde! Ik heb er een kapitein geziendie de schrik van zijn kompagnie was, door iedereen verfoeid werd, en iedereen had on gelijk. Er viel niet één gekwetste, of hij liep hard om hem te hel pen, zijn wond na te zien, hem op te wekken; steeds in beweging, viel hij neer van vermoeidheid. //Achkapteinkapteinlaat me toch niet in den steek, kaptein riepen al de gekwetsten, terwijl zij hem bij den arm of bij zijn jas vasthielden. /-Neen, mijn jongen!" antwoordde hij, //ik zal bij je blijven; ik zal altijd bij je blijven, tot dat je genezen bent;

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 283