//Zeg reis, is dat familie van je, die officier, die vóór een uur
met je sprak?
Neen.
Maar je kent hem.
Heel goed.
Is dat die officier uit je landdien je zocht
Dezelfde.
Ik had niet begrepen wat je vroegt.
O, 't is niemendal.
Als ik je begrepen hadzou ik je geantwoord hebben.
Dank je."
De korporaal verwijdert zich. De rekruut, alleen achtergebleven
zegt bij zich zeiven: //Hij is toch zoo kwaad niet, die korporaal."
Ondertusschen begonnen de soldaten met groepen in de kazerne
terug te keeren, zingende en luid pratende. Er was onder andere
een troep rekruten, die door een goed glas wijn een snor aan had
den en alleen meer leven maakten dan de rest. //Als de anderen
opgewonden zijndoe dan meê en schreeuw nog wat harder dan zij."
De rekruut herinnerde zich deze woorden. //Men moet leven maken",
dacht hij; //wat zal ik schreeuwen? Ha! leve de soldaat Perrier
gilde hij uit al zijn longen. En de anderen schreeuwden, misschien
zelfs zonder hem begrepen te hebbenVivatOnze soldaat
mengde zich in hun gezelschap, en allen liepen, schreeuwende en
zingende, door mekaar den trap naar de slaapkamer op. De officier,
die hem uit het venster had nagestaard, zei bij zich zeiven: //Die
jongen zal een braaf soldaat worden."
De nacht was aangebroken; de hemel schitterde van sterren. Inde
straten hoorde men de taptoe, terwijl uit de binnenplaats een vroolijk
geluid tot onzen officier opsteeg. Dat alles bracht zulk eene plotse
linge aandoening in hem te weeg, dat hij, bijna zonder het gewaar
te worden of zonder te weten waarom, de oogen opwaarts sloeg en
zachtkens uitriep: //Perrier!" Daarna een tweede maal: //O, goede
Perrier!Waar zijt gij?. Hoort gij uw naam?"
Als gij des nachts een schoonen hemel aanstaart, komen onwille
keurig de dierbaarste en meest geëerde namen over uwe lippen.
10 Maart1875.
A.
282