286 rijk vermocht er toen ternauwernood 300,000 strijders tegenover te stellen. Daarop volgden de dagen van Weissenburg, Worth en Spi- cheren, en Zuid-Duitschland was van het dreigende gevaar van een vijandelijken inval bevrijd. Aan de Fransche zijde begunstigde het baannet daarentegen het samentrekken van de strijdkrachten in geenen deele in de mate als algemeen geloofd werd. Slechts wier spoorlijnen leidden tot in het grensgebied, waar zij bij Diedenhofen (Thionville), Metz, Nancy en Straatsburg uitmondden. Men beging verder eene dwaling door zich te verbeelden, dat men zonder grondige voorberei ding het leger met juistheid langs de spoorwegen op één punt kon bijeenbrengen. Daarbij kwam de bovendien reeds groote moeilijkheid der mobilisatie van het Fransche leger. Frankrijk werd, nadat het met voorbeeldelooze lichtzinnigheid den oorlog ontbreideld had, door zijnen veel beter voorbereiden tegenstander strategisch geheel verrast. Dit was het schitterendste getuigenis voor de schrandere voorzorgen van. de Duitsehe legeraanvoering, die geleerd had zich van het nieuwere stra tegische hulpmiddel der spoorwegen te bedienen. Men handelde over rompelend, snel en krachtig, en hem, die zoo handelt, zullen steeds de voordeelen ter zijde staan, die den afwachtende ontgaan. Zoo ook al, gelijk wij gezien hebben, bij de inleiding van een veldtocht de spoorwegen de gewichtigste operatielijnen zijn voor het bespoedigen van de marschen van groote legermassa's is dit bij het opwaarts rukken in het vijandelijk land natuurlijk niet meer het geval. Men vindt de vijandelijke banen in den regel meer of minder ver nield, de exploitatie-middelen weggenomen ^technische troepen moeten de lijnen weder in orde brengen en berijdbaar maken, wat zonder tijdverlies niet mogelijk is. Daarentegen neemt nu eene andere, niet minder gewichtige werkzaamheid in den rug der opereerende legers toe. Men trekt partij van de banen tot 2e. verdeeling van de strijdkrachten op het oorlogstooneel, tot het bij de hoofdmacht trekken van reserves, zelfs tot verplaatsing van geheele korpsen van de eene plek naar de andere. Dit is voornamelijk het geval bij de landsverdediging, dus wanneer de oorlog op eigen grondgebied gevoerd wordt. Gedurende den Krim-oorlog had Rusland nagenoeg een millioen strijders op de been; toch gelukte het niet, zelfs tijdelijk, tegenover de niet zeer talrijke legers der verbondenen eene noemenswaardige meerderheid op het punt der beslissing (Sebastopol) te brengen. Rus land leed minder de nederlaag door de uitkomsten van de wapenen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 293