320 gecentraliseerd was en dientengevolge het ministerie van oorlog zich met de minste nietigheden moest bezig houdendat al het oorlogs» materieel in enkele groote depots, van uit welke het geheele leger moest verzorgd worden, was opgehoopt. Hierbij komen nog de slechte bewapening der artillerie, de onvoldoende voorraden en de ellendige toestand, waarin de meeste vestingen verkeerden. Het hoofdgebrek echter was de geringe graad van intellectueele ontwikkeling, die in het leger bestond, en de weinige militaire bruikbaarheid, vooral van de officieren in hoogere rangen. Die gebreken erkenden de Fran- schen reeds spoedig na het sluiten van den vrede en tevens beseften zij, dat de sterkte van hun leger niet in overeenstemming was met de eischendie de politieke rolwelke zij wilden vervullenhun stelde. Men besloot dus een aanvang te maken met het begin, na melijk met het ontwerpen eener wet op de recruteering. De dienst plicht, bij de wet van 1868 op 9 jaren vastgesteld (5 jaren actief en 4< in reserve)werd uitgestrekt tot 20 jaren (5 jaren bij het actieve leger, 4 in reserve; daarna 5 bij het territoriale leger en nog 6 bij de reserve van dit territoriale leger) en elk middel van dienst- vervanging afgeschaft. Ieder Eranschmandie niet wegens lichaams gebreken of om bijzondere wettige redenen werd vrijgesteld, moest dienen. Op het eerste gezicht zou men geneigd zijn dit algemeenen dienstplicht te noemen; bij nadere beschouwing blijkt het evenwel iets geheel anders te zijn. De groote reden, dat onder het oude stelsel slechts een betrekkelijk gering aantal mannen in het leger plaats namen, is te zoeken in den langen actieven diensttijd van 5 jaren. Wat was dus natuurlijker dan dat men, om zooveel mogelijk soldaten te verkrijgen, om het denkbeeld van algemeenen weerplicht zooveel mogelijk in praktijk te brengenden man slechts zoolang onder de wapenen hield, als strikt noodzakelijk is om hem te oefenen en begrip van discipline in te prenten. Immers, de financien van geen enkelen staat veroorloven het onderhouden van een vredeslger dat 5 geheele contingenten bevat. Volgens de meening van vele leden der Nationale Vergadering moest dan ook de actieve diensttijd op 3 jaren worden bepaald en dit ware zeker aangenomen, wanneer niet Thiers zich met alle kracht daartegen had verzet. Hij ging zelfs zoover, dat hij dreigde af te treden als president der republiek, wanneer niet de vijfjarige actieve dienst werd behouden. Wij geloo- ven, dat de redenen, welke den heer Thiers tot die handelwijze be wogen, door Von Gizycki juist worden aangegeven. //Thiers heeft",

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 327