327 vijandelijk leger tegen te houden. Een wet17 Juli 1874 door de Na tionale Vergadering aangenomen, bepaalt echter waar in het Oosten versterkingen zullen worden aangelegd en wijst de som aandie daar voor nog in 1874 zal worden besteed (29 millioen fr.) Met betrekking tot de moreele elementen van het Eransche leger werd een groote schrede vooruit gemaakt. Men is tot het inzicht gekomen, dat het leger onder het Keizerrijk ziek was en heeft de oorzaken der ziekte opgespoord. De discipline wordt strenger gehand haafd; officieren en manschappen worden meer dan vroeger in dienst bezig gehouden en alle krachten worden ingespannen om de intellec- tueele ontwikkeling van officieren zoowel als van soldaten op hooger peil te brengen. Het Ministerie van Oorlog stelt alles in het werk om den zin tot studie bij het officierskorps aan te wakkeren en te steunen door de verspreiding van degelijke tijdschriften de oprichting van bibliotheken en de ondersteuning van militair-wetenschappelijke vereenigingen. Deze pogingen hebben reeds goede resultaten opge leverd. Men beseft algemeendat de opleiding der officieren en de vorming van staf-officieren voortaan op geheel andere grondslagen moeten rusten als tot dusverre, en spoedig mag men eene regeling van een en ander te gemoet zien. In de wijze van opleiding der manschappen zijn eveneens belangrijke verbeteringen ingevoerdzij worden thans er toe aangehouden om lezen eu schrijven te leeren en ook hier heeft het aangenomen stelsel van decentralisatie een gunsti- gen invloed. De verantwoordelijkheid voor de opleiding van de man is van den regimentskommandant, op wien zij vroeger uitsluitend rustte, overgebracht op iederen chef, meer bepaald op de kompagnies-kom- mandanten, en met die meerdere verantwoordelijkheid is aan dezen meer initiatief gelaten bij de keuze der methode. Ook in dit opzicht is dus het leger vooruitgegaanmaar ook in dit opzicht is het nog niet gereed. Het heeft nog eenigen tijd noodig om in den oorlog de vruchten van zijn werkzaamheid te kunnen plukken. Dat het leger nog niet is, wat het zijn moet, is in Frankrijk ge noegzaam bekend en men werkt met lofwaardigen ijver om het nog ontbrekende aan te vullen. Wij wijzen hier slechts op de belangrijke wets-ontwerpen sur les cadres en sur Tavancement, die gereed zijn voor de behandeling. Uit het eerste hebben wij reeds eenige bepalingen aangehaaldhet laatste wil o. a. de bevordering tot en met den rang van kapitein, die, ingevolge de wet van 5 Januari 1872, over het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 334