343 De geachte spreker heeft bericht, dat de 2000 mandie twee jaren geleden naar Indië gingen, zich gereed maken om terug te keeren. Ik zou het betreuren indien dit het geval ware en indien de maat regel, door den Gouverneur-Generaal onmiddellijk na zijne optreding genomen, ons daartegen niet behoedde. Het doet mij echter genoe gen dat van die Europeesche militairen niet zoo velen zijn gestorven of invalide geworden als van de andere Europeesche militairenwaar van de geachte spreker in het begin zijner rede gewaagde. Ik zal nu niet in eene discussie treden omtrent de waarde, toe te kennen aan het Militair Tijdschrift, waaruit de geachte spreker zijn opgaven put. Ik ben gebonden aan de voor mij liggende offi- ciëele sterktestaten. De cijfers daarin zijn meer betrouwbaar, als zijnde samengesteld door opgaven uit den geheelen Archipel; voor particu liere gegevens mist men de hulpmiddelen. Ik vergiste mij straks door te zeggen dat de geachte afgevaardigde geen maatregelen aanvoerde; hij beval aan, den inlandschen soldaat zijn gagement te doen genieten te gelijk met zijn tractement. Dit ge schiedt, en talrijke besluiten in dien zin worden door mij geteekend. Elke courant zegt de geachte spreker brengt berichten van eva cuatie uit Atjeh en van aanvulling: wel het beste bewijs dat op dit oogeu- blik nog de mogelijkheid schijnt te bestaan om het leger aan te vul len. Uit de dagbladen, met de voorlaatste mail aangekomen, zag ik dat 800 man Batavia zouden verlaten met bestemming naar Atjeh officieële bronnen leeren evenwel dat dit cijfer overdreven is, en slechts 300 bedraagt. In elk geval, zooveel mogelijk tracht men aan te vullen. De geachte spreker verwijt den Minister optimisme; heb ik dat verdiend? Ik heb cijfers gegeven, maar mij van beschouwingen onthouden; ieder trekke uit die cijfers gevolgen. In heb in te gendeel gezegddat uit een materieel oogpunt de toestand van het leger voorzeker niet zoo voldoende is als ik wel zou wenschen en dat geen dag voorbij gaat waarop niet de zorg bij mij levendig is en door mij maatregelen worden overwogenom dat leger zooveel mogelijk te versterken. Ik hoop dat deze interpellatie althans dit nuttige gevolg zal heb ben, dat de overdreven voorstellingen, die men zoo vaak in de dagbladen leest, bij de lezers eenigszins hun crediet zullen verlo ren hebben." De Heer Nierstrasz bracht hierop nog het volgende in het midden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 350