346
port van 100 a 200 man 10, 20, ja soms 30 man onderweg
verloren
Het lijdt geen twijfel, dat de Minister van koloniën in dwaling
verkeert, wanneer Zijne Excellentie meent dat het verlies aan (Euro-
peesche en inlandsche) militairen na het einde der tweede expeditie
nog geen duizendtal bedraagt. Dat verlies is minstens geleden aan
Europeanen alleen: 656 zijn gestorven te Atjeh, en het aantal
der buiten Atjeh aan de gevolgen hunner ziekten of wonden overle
denen, en van hen die ongeschikt voor den militairen dienst verklaard
zijn moeten worden, kan niet minder dan 344 bedragen hebben.
Hoe dit nu ook zij met het bovenstaande is het bewijs geleverd,
dat wij geenszins van overdrijving beschuldigd kunnen worden toen
wij in dit tijdschrift (blz. 61) het jaarlijksch verlies aan Europeanen
voor Atjeh stelden op 800 man. Dit verlies zal voorzeker een volgend
jaar veel minder zijn, wanneer de cholera verdwijnt en het logies,
de voeding enz. van lieverlede verbeterendoch voor het oogenblik
is onze beschouwing niet te donker gekleurd geweest, hoezeer wij
dat ook hadden gehoopt.
Gelukkig heeft de verhooging van het reëngagementsgeld in Indië
een belangrijken invloed uitgeoefend op het aantal van hen, die,
in 1873 voor twee jaren geëngageerd, thans op nieuw hebben ge-
teekend, zoodat men kan stellen dat door dien maatregel 1000 goede
soldaten voor den dienst behouden zijn gebleven. Hebben wij nu
het gelukdat de gezondheidstoestand in Atjeh voortdurend verbetert
en de cholera zich niet meer aldaar vertoont, en dat de werving
in Europa goede resultaten oplevert, zooals zich zulks, naar wij ver
nemen, in den laatsten tijd laat aanzien, dan kunnen we de toekomst
in dit opzicht weder met meerdere gerustheid te gemoet zien.
Het isook met ons vorig opstel over aangelegenheidnimmer
ons doel geweest, te alarmeeren; wij hebben er naar gestreefd, de
zaken naar waarheid voor te stellen.
De Heer Nierstrasz bewees ons te veel eer, toen hij aan onze
cijfers meer vertrouwen schonk dan aan die des Ministers. Wij gaven
niet eene statistiek van Europeanen over 1875, maar slechts eenige
cijfers, op redeneering gegrond. Die cijfers waren niet nauwkeurig
en zij konden dat niet zijn, omdat het niemand gegeven is, in de
toekomst te lezen; zij moeten dan ook niet tegenover, doch naast
die des Ministers worden gesteld, en kunnen dan dienen om de aandacht
te vestigen op datgene, wat uit de officiëele sterktestaten niet blijkt.