364
cheeren, die kampong te tuchtigen, weder terug te trekken op Sa-
poeroek en daarna den weg van die plaats naar Badja Ketenanboen-
gan te volgen.
Wel liep er ook een weg van Oedjong Barat derwaarts, maar de
andere werd verkozen, omdat de kampong van die zijde, waar men
ons niet verwachtte, wel het minst versterkt zoude zijn.
Men hoopte de oproerige hoofden te Badja Ketenanboengan te
overvallen en gevangen te nemen en hen in elk geval den pas naar
het gebergte af te snijden.
In den morgen van den 20™ Augustus marcheerde, onder bevel
van den Chef der expeditie, eene kolonne derwaarts.
Door het laat opkomen der koelies van den Sultan kon men, in
stede van ten 5V2 ure> zooals oorspronkelijk bepaald was, eerst om
6 uur vertrekken; en hoewel er toen nog maar 78 van de 120 be-
noodigde koelies waren aangekomen, gaf de Chef der expeditie last
dat de kolonne zich op marsch moest begeven, met uitzondering
van de drie sectiën, die de achterhoede uitmaakten.
Na den Djaksa van den Sultan aangespoord te hebben toch
meer koelies te brengen (er waren nog 22 vrachten te dragen) en
na den officier van gezondheid Cremer eenige van de zieke Battasche
koelies te hebben laten uitzoeken, die nog eenigszins geschikt konden
geoordeeld worden om den tocht mede te makenwaren er om 7\
uur zooveel dragers gearriveerd, dat, met uitzondering van twee
vrachtenalles kon medegevoerd worden.
De expeditiekommandant gaf nu de achterwacht last, af te mar-
cheeren.
Zij bereikte tegen 8Y2 uur de staart der kolonne, die zich in
middels langzaam had vooruitbegeven.
De marschvorm was als volgtspits1 Europeesch en 1 Inlandsch
fuselier onder 1 Inlandsch sergeant, kleine voorwacht met gidsen,
V4 sectie inlanders onder een Europeesch sergeant, voorwacht, waar
bij zich de controleur Kroesen bevond, ?JU sectie, kommandant 2e lui
tenant Logeman, de houwitser en mortier, kommandant kapitein Adama
Van Scheltema en luitenant Moreau, met bedekking van eene sectie
Europeanen.
Vervolgens de Chef der expeditie met adjudant, bij welke zich
de Assistent-BesidentBadja Sleeman, broeder van den Sultan, en,
als hoofd der koelies, de broeder van den Datoe van Soengal had
den gevoegd.