366 Intusschen waren de houwitser en de mortier in de nabijheid van liet opengekapt terrein in batterij gesteld. Hoewel de bedieningsmanschappen en de voorwacht hevig werden beschoten, was er van den vijand en zijne versterkingen niets te zien. Zooals later bleek, hadden zij hunne verded gingswerken door jonge groene boomtakken en bladeren van arengboomen geheel gemaskeerd. Nadat omtrent de richting, waaruit de vijand in het front schoot, eenige zekerheid was bekomen, werden door de artillerie eenige schoten gedaan, die echter het vijandelijk vuur niet tot zwijgen brachten. Dit werd heviger, zoodat vele manschappen der voorwacht gebles seerd werden en de beide gidsen met één volgeling sneuvelden. Daar een langer talmen het aantal gekwetsten slechts zou doen ver meerderen en den vijand door zijne gedekte stelling geen nadeel kon toegebracht wordenverzamelde de kapitein Van Eersel al de Europeanen en gaf last te stormen. Ouder het roepen van hoerah begaven zich die troepen met een gedeelte der voorwacht vooruit. Gedurende dit voorwaarts rukken werden zij nog heviger in het front en in de linkerflank beschoten, waardoor eenige manschappen ge wond werden, de luitenant Soeterik twee schoten door zijn kwartier muts ontving, en de kapitein Van Eersel vlak voor de versterking een schot in de linkerhand kreeg. Bij de bestorming vergat de ziekenoppasser Berendse, alg. stamb. No. 57200, die door den officier van gezondheid vooruitgezonden was om den luitenant Logeman te halen, in zijne opgewondenheid geheel zijne roeping, stormde met de trospen mede en was de eerste die de ompaggering oversprong, welke voorde versterking was aangebracht; de luitenant Soeterik was de tweede er binnen. Bij de vijandelijke stelling gekomen, zag men den vijand in het ravijn vluchten in die richting werden nog eenige schoten gedaan. Daar bijna overal randjoes van verschillende grootte stonden, wa ren onderscheiden manschappen aan de voeten gewond; al dadelijk werd gelast de randjoes op te ruimen; terwijl de kolonne opmar cheerde, bleek het, dat de vijand zich nog aan den overkant van het ravijn ophield en van uit de boomen op de troepen schoot. De luitenant Soeterik kreeg nu last, met eene sectie Europeanen het pad verder op te onderzoeken, terwijl de sergeant-majoor Meeu- wissen met eene sectie in het ravijn werd gezonden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 373