367 De luitenant Van Der Veen, die uitgezonden was om het bosch te doorzoeken, voegde zich weder bij de kolonne. Dadelijk werd een begin gemaakt met het verder openkappen van het terrein, omdat de vijand van bijna alle kanten de troepen kon bekruipen, terwijl tevens de verdedigingswerken werden vernietigd. Terwijl men hiermede bezig was, vuurde de vijand nog aanhoudend uit de boornen, in en aan den overkant van het ravijn gelegen, waar door nog een koelie van den Sultan gewond werd. De meeste gekwetsten bleven op hunne plaatsen, terwijl de licht gewonden hunnen dienst bleven waarnemen en ook stormden. De Eur. kanonnier Van der Linden alg. stainb. No. 65255 had bij de batterijstelling een schot in het been onder de knieschijf be komendoch bleef als kardoesdrager op zijn post en meldde zich eerst als gewond nadat de vuurmond in de versterking was gebracht. De Inl. fuselier Dipowitjono alg. stamb. No. 75782 kreeg drie kogelwonden, maar bleef desniettegenstaande bedaard op zijne plaats doorvuren. De gekwetsten werden door den officier van gezondheid Cremer met spoed verbonden; hun aantal belette echter nu het voorwaarts rukken, waarom de Chef der expeditie, daar het reeds 3 uur was en men daar ter plaatse moeielijk water bekomen kon, besloot, .te Lao Patah te bivakkeeren. Van de afgebroken versterkingen werd, aan den kant waar het bosch het dichtst en moeielijk open te kappen was, eene kleine palissadee ring gemaakt, terwijl er voldoende atap was om afdaken te maken, die, daar het reeds geruimen tijd regende, hoog noodig waren. Nadat het vereischte aantal posten was uitgezet betrok men het bivouac. Tegen 6 uur kwamen er 14 koelies van Hampera Perak, die door den djaksa achterna gezonden waren en die van den datoe van dien kampong het schriftelijk bericht medebrachten, dat de hoof den van den opstand zich niet te Radja Ketenanboengan bevonden» doch naar beneden waren gegaan. Het gering aantal koelies, waarvan er nu nog benut moesten wor den om de gekwetsten te dragen; de. vele randjoe-verwondingen vooral bij de koelies; het verlies der gidsen, dat, niettegenstaande de pogingen van den assistent-resident om uit de koelies van Soengal andere te krijgen, niet verholpen kon worden, alsmede het ontvangen bericht, dat de hoofden niet te Radja Ketenanboengan waren, maar zeer zeker tegenover ons gestaan haddendit alles deed den Chef der ex-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 374