378 gen begon aan te leggen en wij op die wijze niet verder kwamen, had de expeditiekommandant het plan opgevat om, naarmate de troepen vooruitrukten de genomen positie zooveel mogelijk tijdelijk te bezetten. Het voorwaarts rukken zou dan wel wat langzamer geschieden, maar men kwam zekerder tot het doel. Daarbij kwam nog, dat men in gelegenheid werd gesteld de troe pen telkens behoorlijk onder dak te brengen. Bij het zonder ophouden voorwaarts rukken zouden de troepen im mer moeten bivakkeeren in de open lucht en dit werd verre van ïaad- zaam geacht; er vielen toch telkens hevige regenbuien, die de toch al niet zeer begaanbare wegen voetpaden in modderpoelen ver anderden en het marcheeren zeer bemoeielijkteu. Het betrekken van een bivak onder die omstandigheden zou aller— nadeeligst op de gezondheid der troepen en kettinggangers waarvan er nu reeds een aantal aan buikziekten leden terugwerken en hen onbekwaam maken om verder te ageereu. De militaire kommandant te Soengalde kapitein Voigt, ontving van den expeditiekommandant het bevel, voor eene spoedige opvoering van atappen te zorgen en den 2<3™ Oktober eene kolonne onder den kapitein Van Dompseler te doen opkomenbestemd om naar Lao- margo te marcheeren en van daar uit verder handelend tegen den vijand op te treden, terwijl de luitenant Ponstijn met 50 man den dag te voren derwaarts moest worden gedirigeerd. Tn den namiddag van den 30sten September werd het bericht ont vangen, dat datoe Dalil met een deel der opstandelingen naar Na- monarassie zoude zijn getrokken om daar versterkingen aan te leggen, dat een ander deel zich te Lao Potah zou versterken, terwijl datoe Ketjil naar Radja Ketenanboengan was gegaan. Eindelijk zouden te Soengei-Benilang aan den rand van het ravijn twee koeboes zijn en bij Oedjong Barat ook versterkingen gemaakt worden. Later meldde de luitenant Van Der Veen, die zich op ver kenning naar Lao Potah begeven had, dat hij aldaar niets bijzon ders had aaugetroffen. Den volgenden dag deelde die officier, wien daarop was opgedia- gen het terrein verder te onderzoeken, mede, dat hij, nu weder Lao Potah passeerende, in de nabijheid daarvan eenige versterkingen had aangetroffen, die hij den vorigen dag niet had opgemerkt en die in dien tusschentijd voltooid schenen te zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 385