387
de in 'den afgeloopen nacht gevallen regens niet beter op geworden
was, dadelijk naar Soengal, waar beter logies was, te doen doormar-
cheerenenten anderenomdat hij toch van plan was ze naar
Soengei-Rehilan te zenden zoodra daar voldoende ruimte aanwezig was.
De ter laatstgenoemde plaats reeds aanwezige troepen waren intus-
tusschen behoorlijk onder dak gebracht, zoodat de expeditiekomman-
dant den tijd gekomen achtte om weer verder te ageeren.
Hij noodigde dien overeenkomstig den kapitein Van Dompseler,
militaire kommandant te Soengei-Behilanuit, den DD™ October op
te mareheeren naar Oedjong Barat en Sapoeroeh.
Die kapitein rukte in den ochtend van dien dag daarop uit met
eene kolonne, sterk aan infanterie 3 officieren (de luitenants Vasseur,
Ponstijn en Eöpke) en 70 onderofficieren en manschappen, aan artil
lerie 1 houwitser met bedieningsmanschappen onder den luitenant Mo-
reau, benevens den officier van gezondheid 2e klasse Adriani en eenig
hospitaalpersoneel.
De plaatswaar eerstgenoemd kampong gestaan hadwerd na een
uur marcheerens bereikt.
Men trof daar drie onbezette, doch geheel voltooide koeboes aan,
die dadelijk vernield werden.
Om 8^/2 ure ging de kolonne door naar Sapoeroeh, dat ten IP/j
ure langs een weg, die gedeeltelijk in een modderpoel veranderd was,
bereikt werd en waar men twee mede voltooide, doch onbezette koe
boes vonddie eveneens werden geslecht.
De kapitein Van Dompseler keerde daarop naar Soengei-Behilan
terug, waar men zonder eenige ontmoeting ten SVs ure aankwam.
Den volgenden dag werd de luitenant Eöpke met een detachement
naar Sapoeroeh gezonden, met last, daar eene tijdelijke versterking op
te richten.
Op drie kwartier afstands van die plaats gekomen, werden de troe
pen hevig beschoten.
Bij aankomst te Sapoeroeh vond men een aantal Battaks vereenigd
op de plaats, waar de door de kolonne Van Dompseler vernielde koe
boes gestaan hadden.
Zij namen bij de nadering der troepen schielijk de vlucht, doch
keerden gedurende den bouw der versterking aanhoudend terug en
bemoeilijkten de werkzaamheden, door voortdurend op de troepen
te vuren.
Dat vuur bracht ons echter geen nadeel toe, maar werd toch be-