390
Een dag later ontving de expeditiekommandant van den militairen
kommandant te Soengal het bericht, dat hij nog geeu gevolg had
gegeven aan den last om de aangewezen officieren en minderen naar
Soengei-Behilan te zenden, en zulks op bepaald aandringen van den as
sistent-residentomdat naar diens meening te weinig troepen zouden
achterblijven te Soengal.
De majoor Van Stuwe gaf daarom bevel, een gedeelte van de
den vorigen dag van Tandjong Baleh naar Namonarassie gerukte ko-
lonne naar Soengal te dirigeeren en de bezettingen aan den Delikaut,
in overeenstemming met het gevoelen van den assistent-resident, tot
op 60 man te verminderen.
Genoemde militaire, kommandant ontving verder den bepaalden last,
de opgeroepen officieren en minderen onverwijld naar Soengei-Behilan
te zenden.
Den 17den October werd van den kapitein Welters, die den 15den
zonder bijzondere ontmoetingen met zijne kolonne Sapoeroeh had be
reikt, het bericht ontvangen, dat hij den 16en met een detachement
van 60 man en de luitenants Cochius en Maureabrecher eene ver
kenning naar Radja Ketenanboengan had gemaakt, en, na die positie,
waaruit eenïge schoten werden gedaan, te hebben opgenomen, naar
Sapoeroeh jwas teruggekeerd.
Daar den 18en de kompagnie van den kapitein Logeman en de
kapitein Adama Van Scheltema met, eenige artillerie te Soengei-Be
hilan verwacht werden, en dus den 19en van laatstgenoemde plaats
naar Radja Ketenanboengan kon worden opgerukt, kreeg de kapitein
Welters den last dien dag met eene kolonne van Sapoeroeh naar
laatstgenoemde plaats te marcheeren.
Die last werd later op den dag ingetrokken, toen de van wege het
civiel bestuur naar de oproerige datoe's gezonden Baginda Marah met
het bericht kwam, dat deze den ]9sn bij den expeditiekommandant
zouden verschijnen en in overeenstemming hiermede verzochten dat
de vijandelijkheden voorloopig gestaakt zouden worden.
Voor het oogenblik zag deze er geen bezwaar in dit verzoek in
te willigen, omdat hij, alvorens verder te kunnen ageerentoch op
troepen van Soengal wachten moest.
De resident van Riouw werd hiermede in wetenschap gesteld en
dezen tevens te kennen gegevendat de expeditiekommandant de da-