396 Gewond werden 3 officieren, 36 Europeesche, en 44 inlandsche militairen. Van de zeemacht overleed 1 matroos en werden 1 officier en 1 matroos gewond. Gedurende het tijdvak van 15 Mei tot 2<len Juli (den dag waarop de officier van gezondheid der marine Steendijk zijn dienst overgaf) kwamen onder behandeling van de landmacht: 51 Europeanen en 18 Inlanders: van de zeemacht: 25 Europeanen en 1 Inlander; gedurende dat van 6 Juli tot 6 November (den dag van vertrek van het expeditionaire 11e bataillon enz.)281 Europeanen en 226 Inlanders van de landmacht. Zoo als uit het bovenstaande blijkt, was het sterftecijfer in den beginne bij de geringe troepenmacht grooter dan daarna. Hoofdzakelijk is dit toe te schrijven aan de meer gunstige om standigheden, waarin de troepen later, zoo wat logies als voeding be trof, verkeerden. Uit den aard der zaak konden deze in den beginne niet zoodanig zijn als wel gewenscht werd, omdat men in een zoo goed als on bekend land kwam, waar men zich in veel behelpen moest. Lang zamerhand werd dit beter, vooral de voeding liet later niet meer te wenschen over. Van hooger hand werden dan ook te dien aanzien geene kosten gespaard en menig soldaat bleef daardoor voor den dienst behouden. Werd die vrijgevigheid door hen op den hoogsten prijs gesteld, niet minder werden de pogingen gewaardeerd van het Bataviaasch comité van het Roode Kruis, dat herhaalde malen te hunnen be hoeve versnaperingen naar het terrein der oorlogs zond.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 403