398 plaats, een Tijdschrift minder blijvende waarde heeft dan een afzon derlijk werk, zoodat zij, die de expeditie medemaakten, als souvenir de voorkeur zullen geven aan het werk van den heer Van Vlijmen, en in dat werk dan ook een waardig souvenir zullen vinden; terwijl verder, in de tweede plaats, het Militair Tijdschrift zoo weinig in Nederland bekend is, of althans gelezen wordt, dat voor de inwoners van het moederland eene afzonderlijke beschrijving geenszins overbodig mag heeten. Het is nuttig en goed, dat, telkens op nieuw, de aandacht van het moederland gevestigd wordt op de kleinemaar dappere krijgs macht, die in zijn overzeesche gewesten zoo schoon den naam van ons Koninkrijk handhaaft. Dat de heer Van Vlijmen dat doet, doet ons te meer genoegen, omdat hij dat leger van nabij heeft gezien, omdat hij het heeft leeren waardeeren, en dan ook blijkbaar met in genomenheid eene bladzijde uit onze krijgsgeschiedenis heeft geboekt. «Twee dagen viert Soerabaja feest. Het schitterend onthaal, den troepen door de inwoners bereid, is het sprekend bewijs, hoe hoog zij de dienstendoor leger en vloot bewezen, waardeeren. Moge Ne derlandhet voorbeeld van Indië volgende, meer en meer die dien sten op prijs stellen 1" Zoo eindigt de heer Van Vlijmen zijn boek. Hij heeft dat blijkt uit dit slotwoord dat boek geschreven uit liefde voor het leger, waarvan hij eenigen tijd deel uitmaakte; omdat hij eene bij drage wilde leveren tot de kennis, in het Vaderland, van de ver diensten van dat leger. Daarvoor zullen de Indische officieren hem dankbaar zijn. De heer Van Vlijmen onthoudt, zich in zijn werk, zorgvuldig van critiek. Ten rechte, naar onze meening. Bij de strekking, die dit werk, naar het ons voorkomt, heeft, welke strekking boven in het kort werd uiteengezet was critiek misplaatst; voor zoover deze, nu de handelende personen meest allen nog in leven ziju, ge past was, is zij reeds in 1873 in dit Tijdschrift gegeven. Ten slotte wenschen wij nog een enkel woord te antwoorden op eenige vragen, door den recensent van het hier besproken geschrift in den Militairen Spectator no. 6 van 1875 (blz 401) gesteld. De beantwoording van die vragen kan de recensent vinden in dit Tijd schrift, jaargang 1873, en wel:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 405