407
val van de geodesie in Frankrijk en zegt: //Een leger, dat de be
oefening en de werkzaamheden der geodesie kleinacht, wordt er weldra
toe geleid, de samenstelling van de topografische kaarten en de grondige
studie van de terreinenwaarop het zich bewegen en handelen moet,
te verwaarloozen.
In La reorganisation dn corps (Tétat-major beweert de colonel
Dusaërt, dat de twee stelsels, het tegenwoordig gevolgde [in Frank
rijk] en het Pruisische even gebrekkig zijn. Hij besluit o. a.: den
cursus der stafschool twee jaren te doen duren; de jonge officieren
bij het verlaten van de school, drie jaren te doen blijven in een
groot permanent instructie-kamp; de staf-officieren vrij te maken
va?i de?i schrijf dienstijver op te wekken door eene wet, die met
alle aanspraken of rechtstitels rekening houdt; de openbaring van
grooteu aanleg uit te lokken, ten einde jonge menschen te kunnen
plaatsen aan het hoofd van groote com mandementen.
Vervolgens worden de conférences régimentaires sur la fortification
van den kapitein Hardj herdacht. De heer Hardy heeft met de uit
gaaf van deze voordrachten geen ander doel gehad dan een rationeel
programma te geven dat men in minder dan een uur kan ontwikkelen,
en tijdroovende nasporingen te besparen aan de officieren, belast met
het houden van een cursus over versterkingskunst.
In La Fortification mise en rapport avec les progrès de Vartille
rie stelt de kapitein Touche voorijzeren platen en door metalen
staven vereenigde harde rotsblokken te bezigen.
In zijne Note sur la poussée des terres beweert de kolonel Cos-
seron de Villenoisy, dat men de bekleedingsinuren veel dunner kan
maken; dat er eigenlijk geene helling is, die men het natuurlijk
talud der aardsoort kan noemen; dat de gronden, die zich gezet heb
ben, een onbepaalden tijd onder zeer steile glooiing kunnen blijven
staan, ja bijna te lood, mits het buitenvlak onttrokken worde aan
den invloed van het weder; dat de helling, waaronder opgeworpen
gronden blijven staan, afhangt van de vochtigheid, die ze doordringt,
maar vooral van de wijze van uitvoering der ophocging; dat het zand,
wegens zijne beweeglijkheid en geringen samenhang beschouwd als min
der geschikt om onder een gegeven hoek te blijven staan, integendeel
eene der stoffen is, die het steilste talud dulden; dat de taluds, eens
gevormd, een zeer langen tijd ongeschonden kunnen blijven, mits
met zoden bekleed of op andere wijze tegen den invloed van het
weder beveiligd.