ervaring laat zich geen troep ter wereld tot den laatsten man ver nietigen; meer dan een derde wordt slechts door zeer degelijke troe pen verdragen, meer dan de helft ter nauwernood. Het verbruik van zedelijke kracht stijgt met de grootte, het plotselinge en het snelle der verliezenzij neemt in het vuurgevecht aan beide zijden lang zamerhand af; dikwijls wordt eene stelling nog slechts behouden, omdat zelfs tot terugloopen reeds de moed ontbreekt, namelijk als de manschap gedekt is en vrij terrein achter zich heeft. Dan beslist het oprukken tot het nagevecht met zijn1 geweldigen schok omtrent de zedelijke kracht van den aangevallene. Het tweede hoofdstuk handelt over de achtereenvolgende aanwen ding van de strijdkrachten. Alle infanterie, die aan het vuurgevecht deel neemt, lijdt, afgezien van de verliezen, aan innerlijke waardeen is buitendien meer of minder zonder aanvoerder. Deze streeft er daar om aanvankelijk naar, zoo weinig infanterie als mogelijk is in het gevecht te wikkelen. Daar de uitwerking van een aanval door om trekking toeneemt en de verdediger, om ze te ontgaan, tot uitbrei ding van zijn frout genoodzaakt is, werken de bedoeling van den aanval en de zorg van den verdediger teg;en omtrekking dat oorspronk- lijk streven tegen. Eveneens ware het voor den verdediger voordeelig al zijne krach ten gelijktijdig tegen den aanval aan te wenden, maar tot het ach tereenvolgend gebruik daarvan dwingt hem het in de verdedigende houding gelegene nadeel van het afwachten. In het derde hoofdstuk wordt de uitwerking van het vuur besproken. Op afstanden tot driehonderd meters is de trefkans der tegenwoordige geweren buitengewoon grootmaar neemt dan steeds af bij toeneming van den afstand. Het is van gewichtdat de verspreidingskegels van het vuur in de hoogte steeds grooter zijn en in veel hoogeren graad toenemen dan die in de breedte, alleen het geval uitgezonderd, dat een zeer hevige wind van ter zijde waait. Bij groote afstanden zijn de verspreidingskegels in de hoogte ontzettend groot. Met den afstand nemen bovendien de fouten in het schatten daarvan toe terwijl het raseeren der kogelbaan afneemt. Men moet daarom het snelvuur slechts beperken tot de oogenblikken van de grootste tref kans. Het goede schieten hangt van de opleiding en kalmte des schutters af; tusschen slagveld en schijf op de exercitieplaats is echter zulk een groot ouderscheid, dat men voor het eerste een zeventigste der uitkomsten in vredestijd rekent. Eene verbetering van deze on- 417

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 424