420
Het achtste hoofdstuk behelst algemeene grondstellingen en regels
voor de aanvoering. De aanval is heden ten dage veel moeilijker
dan vroeger. Van daar volkomen klare en doordachte beschikkingen
en nauwkeurige verkenning van het terrein en van de opstelling
des verdedigers. Zooveel mooglijk omtrekking van de vleugels. Zorg
vuldige orienteering en instructies voor de onderbevelhebbers. Aan
de ter volle sterkte vooruitgebrachte artillerie tijd voor hare werking
gelaten. Zooveel mooglijk moeten alle voor het volvoeren van een
aanval beschikbare troepen vooraf gereed gesteld worden, om van elk
bevochten voordeel dadelijk nut te kunnen trekken. De hoofdstoot
moet tot een smal front worden beperkt. Waar men den vijand
sleehts bezig wil houden, wachte men zich de infanterie te veel in
een gevecht te wikkelen. Maar zoodra deze in groote massa aan
den strijd deel neemt, dan ook krachtig voorwaarts! De beslissende
bajonnetaanval moet gelijktijdig op het geheele front losbreken.
De verdediger wende voor de eerste bezetting van de stelling zoo
min mooglijk voetvolk aan en versnippere zich niet op te veel voor-
uitgeschovene punten. Bij de terreinhindernissen in het front zal
men evenwel gaarne troepen vooruitschuiven en ook terreindat niet
te overzien is, voor-en zijwaarts bezetten, daar dit aan den aan
val vele krachten onttrekt. De verdediger stelle zichgelijk de aan
valler, een bepaald doel, en plaatse daarnaar zijne reserves. Gaat de
vijand met de bajonnet voorwaartszoo geldt boven alles de verster
king van het zedelijke element. Gedeeltelijke voorwaartsche bewe
gingen, die verder gaan dan het afweren van den bajonnetaanval, zijn
te vermijden.
Het slothoofdstuk bespreekt den strijd van infanterie tegen ruite
rij en plaatst den grondregel van Frederik aan het frontispiceIn
de slaglinie geen carré; tegenover de stootkracht van de kavallerie ver
laten wij ons slechts op ons vuur.
Eene vergelijking tusschen de geschriften van generaal Von We-
genow en kapitein Laymann toonthoe zich in de hoogste en middenste
lagen van het Pruisische officierskorps, ten gevolge der ervaring in
het veldzienswijzen gevormd hebbenzoo nauw aan elkander ver
want, dat er bijna geene afwijking in heerscht. Deze overeenstem
ming is een waarborg voor de toenemende verheldering van de takti-
sche begrippen.
A.