HET KORPS MARINIERS. Twee kompagniën mariniers maken sedert Augustus 1873 tijdelijk een deel uit van het Indische leger, terwijl nog twee kompagniën, met het oog op den oorlog tegen Atjeh, ter versterking van het Indische leger uit Nederland zijn gezonden. Sedert twee jaren houdt de volksvertegenwoordiging de kwestie der oprichting van de Indische brigade in overweging, terwijl een Indisch soldenier in den vorigen jaargang van dit tijdschrift het denk beeld heeft aangegeven, om zoo als nu reeds feitelijk en met suc ces geschiedt een gedeelte van het korps mariniers voor Indische brigade te bestemmen. Ik geloof daarom den lezers van dit tijdschrift geen ondienst te doen met de ontwikkeling, in ruwe trekken, van de geschiedenis en de kennis der bestemming van dat korps. Wie over de bestemming van het korps mariniers een oordeel wil vellen, moet de geschiedenis van dat korps bestudeeren. En wie dit doet met dien onbevangen blik, welke niet beneveld wordt door na ijver of partijschap, moet de pogingen toejuichen, die door onzen verdienstelijken landgenoot P. A. Leupe en een der officieren van de mariniers voor eenige jaren zijn in het werk gesteld, om eene geschiedenis van dat korps samen te stellen. //Sachons du moins, veillant aux gloires paternelles, //Garder de tout affront, jalouses sentinelles, >rLes armures de nos aïeux Wie zal Victor Hugo deze woorden niet gaarne nazeggen? De 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 432