431 gunstigen invloed heeft gehad op den toestand en de verdere ont wikkeling van het zeewezen van die dagen. Niet alleen had men in den tweeden Engelschen oorlog gebrek aan scheepssoldaten en mariniers, maar ook aan matrozen. Dat ge brek deed zich wederommaar vooral in de provincie Zeelandge voelen bij het uitbreken van den oorlog in het jaar 1672, toen de admiraliteit dier provincie de ontbrekende varensgezellen op de uit geruste Zeeuwsche oorlogschepen door mariniers en ander krijgsvolk wilde aanvullen. Dit plan ondervond een hevigen tegenstand bij de staten dier provincie, welke van oordeel waren, dat het krijgsvolk volstrekt noodig was voor de verdediging van het gewest. //Een nieuw bewijs, voorzeker"zegt De Jonge//van den schadelijken invloed van een verdeeld bestuur en van de provincialistische geestgesteldheid, waardoor menigwerf de dierbaarste belangen des Vaderlands op het spel gezet worden De geschiedenis van het zeewezen heeft meerdere voorbeelden hiervan opgeleverd." Na het verdwijnen van het pro vincialistisch egoïsme heeft men tot op den huidigen dag nog te kampen met de miuisteriëele geestgesteldheid bij sommige departementen van algemeen bestuur; ze is nergens karakteristieker dan bij de ministeriën van oorlog en marine, waar men, even als bij het departement van koloniën, een deel van ons grondwettig weerstelsel in administratie heeft. Hierover later. Had men in den bloeitijd der Nederlandsche marine aan den eenen kant vaak gebrek aan matrozenscheepssoldaten en mariniersen evenmin den goeden wil om in dat gebrek door hoogere soldijen of gagiën te voorzien, aan den anderen kant was het republikemsche Nederland vooral de provinciën Holland en Zeeland niet onge neigd omtot najaging van royalistische aspiratiën en streeling der ijdelheid van H. H. M., overtollige weelde ten toon te spreiden, zoo als met het in dienst stellen van de zoogenaamde gardes maritime#. Voorzichtig was gewis die ijdele vertooning van en het pronken met der Staten liverei van Holland en Zeeland niet. Men beschouwde die lijfwacht als eene aanmatiging, welke een burger van het gemee- nebest niet toekwam, maar alleen tot het prerogatief behoorde van een vorstals de prins van Oranje. Hevig voer men over die garde uit en hare oprichting wekte bij velen een hevig misnoegen op tegen de gebroeders De Witt, waardoor nieuw voedsel werd gegeven aan den haat tegen dat edel broederpaar. Toen de ruwaard C. De Witt, tijdens den tocht van 's lands vloot in 1667 naar de rivier van Rochester,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 438